Kabinet-De Quay
Het kabinet-De Quay was het Nederlandse kabinet van 19 mei 1959 tot 24 juli 1963. Het kabinet bestond uit de politieke partijen Katholieke Volkspartij (KVP), Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD), Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en de Christelijk-Historische Unie (CHU) na de Tweede Kamerverkiezingen van 1959. Het centrumrechtse kabinet-De Quay was een meerderheidskabinet dat zowel in de Eerste en Tweede Kamer kon rekenen op een ruime meerderheid. Het kabinet-De Quay was het eerste naoorlogse Nederlandse meerderheidskabinet zonder deelname van een Sociaaldemocratische partij.[1] In de Haagse wandelgangen kreeg het kabinet-De Quay de bijnaam "het kabinet der staatssecretarissen", niet alleen vanwege het relatief hoge aantal staatssecretarissen in vergelijking met eerdere kabinetten, maar ook omdat enkelen van hen invloedrijker waren dan hun ministers. Zo had het kabinet zelfs een staatssecretaris van Algemene Zaken – een unicum in de Nederlandse geschiedenis – in de persoon van Norbert Schmelzer, wiens voornaamste taak het was als 'chaperon' op te treden voor de politiek nogal onervaren en onhandige premier.[2] VerloopTijdens de kabinetsperiode kwam het conflict rond Nederlands-Nieuw-Guinea tot een hoogtepunt. Met name minister Luns van Buitenlandse Zaken was fel tegen overdracht van het gebied aan Indonesië. Het kabinet nam een wet aan die het mogelijk maakte Nederlandse militairen zonder hun toestemming naar Nederlandse overzeese gebieden te sturen. Op een informele ontmoeting met de pers op 5 september 1960 liet premier De Quay zich ontvallen dat Nederland streefde naar internationalisering van het probleem rond Nieuw-Guinea. Dit leidde bijna tot zijn aftreden. Het kabinet moest ten slotte berusten in overdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië. Intussen was te Slochteren het grootste aardgasvoorkomen ter wereld ontdekt. Het kabinet verliet de geleide loonpolitiek, gaf de ambtenaren een vrije zaterdag en bracht onder meer de Algemene bijstandswet tot stand. Personele wijzigingenOp 1 augustus 1959 treedt minister van Defensie Sidney J. van den Bergh (VVD) af vanwege allerlei perikelen rond zijn relatie met een nog niet gescheiden vrouw. Op 4 september 1959 wordt Sim Visser (VVD), die tot dan werkzaam is als algemeen secretaris van de Verbond van Nederlandsche Werkgevers (VNO), beëdigd als minister van Defensie. Op 3 juli 1961 stapt minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Charles van Rooy (KVP) op na kritiek op zijn functioneren tijdens de behandelingen van de Kinderbijslagwet. Op 17 juli 1961 wordt staatssecretaris van Economische Zaken Gerard Veldkamp (KVP) beëdigd als minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. Op 14 september 1961 wordt het Eindhovense gemeenteraadslid Frans Gijzels (KVP) benoemd als staatssecretaris van Economische Zaken. Op 22 april 1962 overleed staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen Gerard Stubenrouch (KVP) onverwachts op slechts 44–jarige leeftijd. Op 4 juni 1962 wordt Harry Janssen (KVP), die tot dan werkzaam is als hoogleraar Latijnse taal- en letterkunde op de Katholieke Universiteit Nijmegen, benoemd als staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Ambtsbekleders
Kabinetsformatie Zie Kabinetsformatie Nederland 1959 voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Kabinetscrisis Zie Kabinetscrisis over de woningbouw voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
De Tweede Kamer aanvaardde op 22 december 1960 de motie-Van Eibergen (ARP) om het woningbouwprogramma voor 1961 met 5000 woningen te verhogen. Het kabinet bood op 23 december 1960 zijn ontslag aan.
Reden ontslagaanvraagEinde van de parlementaire periode. Zie ookBronnen, noten en/of referenties
Zie de categorie Cabinet De Quay van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
|
Portal di Ensiklopedia Dunia