Hij geldt op goede gronden als de componist van Bretagne bij uitstek. Hij was van 1909 tot omstreeks 1918 lid van L'Association des compositeurs bretons ("Vereniging van Bretonse componisten"), ook bekend als La Cohorte bretonne, samen met onder anderen Louis Aubert, Paul Ladmirault en Paul Le Flem. Toch bracht hij een groot deel van zijn leven buiten Bretagne door. In 1894 werd hij directeur van het conservatorium te Nancy, waar hij veel bereikte met een forse modernisering van het muziekonderwijs. Na 1919 volbracht hij in Straatsburg eenzelfde taak. In 1929 keerde hij terug naar Bretagne. Hij woonde tot zijn dood op het familielandgoed Lanloup.
Ondanks de hoorbare invloed van César Franck heeft zijn laatromantische muziek iets eigens dat tot uiting komt in inspiratie op Keltische muziek, de zee, de Bretonse sfeer en een hang naar mystiek. In zijn operaLe Pays brengt hij Bretonse legenden samen met die van IJsland.
Ropartz was ook literator. De teksten voor bijvoorbeeld zijn Derde symfonie, een grote koorsymfonie, schreef hij zelf.
Ropartz was nauw verbonden met Albéric Magnard. Na diens tragische dood in 1914 reconstrueerde hij uit zijn geheugen de verloren gegane instrumentatie van Magnards opera Guercœur, waarvan hij in 1908 de première had gedirigeerd. Componisten die soms stilistische verwantschap met Ropartz vertonen, zijn Vincent d'Indy en Charles Tournemire.
Composities
Orkestwerken
Symfonieën
1894Symfonie no. 1 en la mineur (a-klein) - "Sur un choral breton"
Op het Franse CD label Timpani zijn opnames van de opera Le Pays en enkele korte werken op cd verschenen. Het label maakte ook een integrale opname van alle symfonieën. Onder leiding van Sebastian Lang-Lessing verschenen de nummers 1, 2, 4 en 5. De Derde symfonie werd gedirigeerd door Jean-Yves Ossonce. Daarvan bestaat al langer een opname op het label EMI o.l.v. Michel Plasson.
Bibliografie
Fernand Lamy: J. Guy Ropartz. L'homme et l'oeuvre. Durand, Paris, 1948.
Louis Kornprobst: J.G. Ropartz, Etude biographique et musicale. Musicales d'Alsace, Strasbourg, 1949.
Enyss Djemil: Guy Ropartz ou la recherche d'une vocation Jean Vilaire, Le Mans, 1967.
Marie Sigwalt: J.-Guy Ropartz a Strasbourg (1919-1929), in: La Musique en Alsace hier et aujourd'hui, Strasbourg: Libraire Istra, 1970
Cynthia Jean Bellinger Sajnovsky: The organ and harmonium works of Joseph Guy Marie Ropartz, Washington (Washington, D.C.). 1981. dissertation.
Christian Doumet, Claude Pincet: Les musiciens français, Rennes: Editions Ouest France, 1982, 438 p.
Gilles Catagrel, Xavier Darasse, Brigitte Francois-Sappey, Georges Guillard, Michel Roubinet, Francois Sabatier: Guide de la musique d'orgue, Fayard, 1991, 840 p., ISBN 978-2-213-02772-2
Vefa de Bellaing: Dictionnaire des compositeurs de musique en Bretagne, Nantes: Ouest Editions (18 février 1992). 280 p., ISBN 978-2-908-26111-0
Isabelle Pettitdemange: Les Concerts diriges par Guy Ropartz a travers la presse, in: Yves Ferraton: Musique en Lorraine. Contribution a l'histoire de la musique a Nancy XVIIe-XXe siècles. Colloque de Nancy 6 et 7 octobre 1992, Klincksieck, 1994
Michel Fischer: "Au Pied de l'Autel" de Guy Ropartz, in: Yves Ferraton: Musique en Lorraine. Contribution à l'histoire de la musique à Nancy (XVIIe-XXe siècles). Colloque de Nancy 6 et 7 octobre 1992, Klincksieck, 1994
Annegret Fauser: Der Orchestergesang in Frankreich zwischen 1870 und 1920, Regensburg: Laaber, 1994, 380 p., ISBN 3-89007291-7
Mathieu Ferey & Benoît Menut: Joseph-Guy Ropartz ou Le pays inaccessible. Papillons, Genève, 2005. ISBN 2-940310-25-4