Baudelaire werd geboren als zoon van Joseph-François Baudelaire (1759-1827), een uitgetreden priester en een ontwikkeld man, die warmliep voor de ideeën van de Verlichting en een liefhebber was van schilderkunst. Hij overleed toen Charles vijf jaar oud was. Zijn moeder Caroline was vierendertig jaar jonger dan zijn vader. Toen Baudelaire zeven was hertrouwde zijn moeder met een bataljonscommandant, generaal Jacques Aupick (1789-1871). In zijn jonge jaren was Charles erg gesteld op zijn stiefvader en vice versa. Op latere leeftijd zouden de twee op grote onenigheid stuiten. In 1836 werd Charles ingeschreven in het Parijse Lycée Louis-le-Grand, waar hij in 1839, om een kleinigheid tijdens de filosofieles vanaf werd gestuurd. Daarna ging hij het leven leiden van een bohemien met talrijke vriendinnen, en stak zich diep in de schulden.
In 1841 legde zijn stiefvader hem een bootreis naar Indië op wegens zijn 'schandalige gedrag'. Charles brak zijn reis echter halverwege af, en vanuit Mauritius keerde hij met een ander schip terug. Gedichten als A une Dame créole, L'albatros en Parfum exotique zijn geïnspireerd op deze reis.
In 1842 eiste hij het vruchtgebruik van zijn fortuin op. De helft ervan joeg hij er in twee jaar door, waarna hij door zijn familie onder financiële curatele werd gesteld. Hij ontmoette de mulattinJeanne Duval die hem inspireerde tot Le serpent qui danse en Parfum exotique. Hij vond werk als journalist-satiricus en kunstcriticus en begon in 1843 aan Les fleurs du mal, zijn bekendste dichtbundel. In 1847 publiceerde hij de novelleLa Fanfarlo. Daaruit blijkt zijn minachting voor zijn omgeving, zijn zelfhaat én zijn oververfijnde geest.
In zijn verslagen van de Salons van 1845 en 1846 schreef hij: "Wie Romantiek zegt, zegt moderne kunst, dat wil zeggen: innerlijk, spiritualiteit, kleur, een streven naar het oneindige met alle middelen die de kunst biedt."
Baudelaire was atheïst. Tijdens de Februarirevolutie van 1848 stond hij op de barricaden.
Teleurgesteld in de afloop van de revolutie - de burgerij trok aan het langste eind - trok Baudelaire weg uit Parijs en trachtte hij de kost te verdienen bij regionale dagbladen. Edgar Allan Poe was net door zwaar drankmisbruik om het leven gekomen en Baudelaire zag het als zijn taak om elk verhaal van de grote Amerikaanse schrijver in het Frans te vertalen en vestigde daarmee, zowel in Europa als Amerika definitief Poe's status. Onder invloed van De Maistre en Poe ging zijn revolutionair romantisch vuur over in een zeker conservatisme. Hij vertaalde Poe's Fantastische vertellingen en Poetic Principle.
Daarin vond Baudelaire de esthetica van de pure poëzie: het gaat niet om l'art pour l'art (de kunst om de kunst) maar om schoonheid, die via de fantasie wordt waargenomen.
Baudelaire wordt beschouwd als de voorloper van het decadentisme. In 1857 verscheen de eerste uitgave van Les Fleurs du mal. Maar in het heersende burgerlijke tijdperk werden Baudelaires gedichten als té vrijmoedig en grensoverschrijdend gezien. Het grootste deel van de oplage werd in beslag genomen, nadat de Minister van Binnenlandse Zaken het boek als 'een regelrechte belediging van de wetten die het geloof en de moraal beschermen' had betiteld. Uiteindelijk werden zes gedichten uit de bundel verboden, omdat ze 'obscene of immorele uitdrukkingen bevatten' en 'kwetsend voor de eerbaarheid' zouden zijn. Baudelaire en zijn uitgever moesten een boete betalen. Hoewel Baudelaire in de nasleep daarvan een periode van creativiteit kende - er kwam een tweede druk zonder de zes verboden gedichten, maar mét een heleboel meer - voelde hij zich bitter, zwaar teleurgesteld en bij tijd en wijle wanhopig.
In 1864 vestigde hij zich te Brussel, waar hij zijn verzameld werk hoopte uit te geven, inclusief de gedichten die in Frankrijk verboden waren. Toen dat niet lukte, schreef hij in zijn verbittering het pamfletPauvre Belgique! In 1869 verscheen de bundel Le spleen de Paris waarin vijftig prozagedichten staan afgedrukt.
Baudelaire wordt als een van de belangrijkste dichters van de Franse literatuur in de 19e eeuw beschouwd en als de grondlegger van het modernisme in de literatuur. Doorgaans wordt hij tot de symbolisten gerekend, maar in feite bevindt hij zich op een kruispunt van alle stromingen van die eeuw. Er zijn zowel duidelijke elementen uit de romantiek als uit het realisme te vinden, net zo goed als dat de 20e-eeuwse stromingen een doorontwikkeling zijn van zijn werk.
Een van de symbolistische trekken van zijn werk is het samensmelten van de vorm en de inhoud. De klanken van zijn gedichten verlopen alle ritmisch en in overeenstemming met wat de inhoud over probeert te brengen. Dit ziet men terug in zijn meesterwerk Les Fleurs du mal, maar ook in een werk als Le Spleen de Paris.
Zwarte Venus. Vijftig gedichten uit Les Fleurs du Mal, vert. Paul Claes, Athenaeum, 2016
Mijn hoofd is een zieke vulkaan, brieven. Samenst., vert. en inleiding Kiki Coumans, Arbeiderspers (reeks Privé domein), 2021
Le Spleen de Paris - Parijse walging - Paris Spleen, vertaald door Hafid Bouazza (Nederlands) en Louise Varèse (Engels), geïllustreerd, voorwoord van Marlene Dumas, Querido, Amsterdam 2022
Publicaties van werk van Baudelaire door anderen
Féli Gautier, Charles Baudelaire, carnets 1821-1867, Brussel, 1904.
Jacques Crépet, Les plus belles pages de Charles Baudelaire : poésie et prose. Choix de J. Crepet, éditions Messein, Parijs, 1950.
Ainsi parlait Charles Baudelaire, dits et maximes de vie choisis et présentés par Yves Leclair, Arfuyen, 2018.
Literatuur over Baudelaire
Étienne CHARAVAY, C. Baudelaire et A. de Vigny candidats à l’Académie, Parijs, Charavay frères Éd., 1879.
Eugène CREPET, Charles Baudelaire, Étude biographique revue et mise à jour par Jacques Crépet, Parijs, editions Léon Vanier, Paris, 1906.
Pierre Guillain DE BENOUVILLE, Baudelaire le trop chrétien, préface de Charles du Bos, Parijs, Grasset, 1936.
Georges BLIN, Baudelaire, Parijs, Gallimard, 1939.
Benjamin FONDANE, Baudelaire et l’expérience du gouffre, Parijs, Seghers, 1947.