Xenopsaria
De Xenopsaria[1] zijn een groep uitgestorven plesiosauriërs, behorend tot de Plesiosauroidea, die leefde tijdens het Krijt. Naamgeving en definitieRoger Benson en Patrick Druckenmiller hadden tijdens eerdere kladistische analyses een evolutionaire stamboom gevonden waarin de Elasmosauridae de zustergroep van de Cryptoclididae of basale Cryptoclidia waren. Dat is eigenaardig daar ze zich dan in het Jura moesten hebben afgesplitst terwijl pas vijftig miljoen jaar later de eerste elasmosauriden in het Krijt opdoken. Een latere analyse lost dit probleem op doordat hierin de Elasmosauridae de zustergroep waren van de latere Leptocleidia. In 2014 definieerden ze een klade die beide groepen verenigde: de Xenopsaria. De naam is afgeleid van het Oudgriekse ξένος, xenos, 'vreemd', en het Nieuwgriekse ψαράς, psaras, 'hengelaar'. De dieren werden 'rare hengelaars' genoemd vanwege hun lange nek waarmee ze naar prooien visten. De Xenopsaria werden gedefinieerd als de groep bestaande uit alle soorten nauwer verwant aan Elasmosaurus platyurus, Polycotylus latipinnis en Leptocleidus superstes dan aan Cryptoclidus eurymerus, Plesiosaurus dolichodeirus, Rhomaleosaurus cramptoni, of Pliosaurus brachydeirus. Hieraan werd toegevoegd als een van de uit te sluiten soorten in feite binnen de klade van Elasmosaurus platyurus + Polycotylus latipinnis + Leptocleidus superstes zou vallen ofwel zou afstammen van hun laatste gemeenschappelijke voorouder, het hele concept Xenopsaria niet gebruikt zou dienen te worden. De definitie dient dus eigenlijk zo gelezen te worden alsof de laatste 'of' een 'en' is. DiagnoseDe Xenopsaria bezaten verschillende gedeelde afgeleide eigenschappen, de zogenaamde synapomorfieën. De voorste onderrand van de beenbalk onder het slaapvenster is glad gebogen, niet ingekeept door een hoekig afbreken van de achterrand van het bovenkaaksbeen. Deze beenbalk is niet in zijaanzicht van onderen uitgehold en kromt ook niet naar voren omhoog naar het postorbitale. De achterste tak van de praemaxilla wordt ingesnoerd door het neusgat. In de buurt van het parietaaloog bevindt zich een verhoogde richel op de middenlijn van de schedel. Een uitholling op de bovenkant van de condylus occipitalis is afwezig of valt ruimschoots binnen het bovenste kwart van die achterhoofdsknobbel. In de onderkaak bevindt zich geen opening op het raakpunt van het spleniale, prearticulare en angulare. EvolutieDe Xenopsaria splitsten zich vermoedelijk af in het Vroeg-Krijt. De meeste plesiosauriërs uit het Krijt waren Xenopsaria. Hun morfologie was nogal variabel doordat de elasmosauriden zeer lange nekken hadden en leptocleidiërs juist erg korte. De laatste bekende plesiosauriërs, voor hun totale uitsterven aan het eind van het Krijt, waren ook xenopsariërs. Een mogelijke stamboom toont het volgende kladogram:
Bronnen, noten en/of referenties
Literatuur
Noten
|