Elasmosauridae
De Elasmosauridae[1][2] zijn een groep van uitgestorven plesiosauriërs. NaamgevingEen familie Elasmosauridae werd in 1869 benoemd door Edward Drinker Cope om de een jaar eerder door hem benoemde Elasmosaurus een plaats te geven.[3] Een klade Elasmosauridae werd in 2010 gedefinieerd door Ketchum en Roger Benson als de groep omvattende Elasmosaurus platyurus en alle soorten nauwer verwant aan Elasmosaurus dan aan Cryptoclidus eurymerus, Leptocleidus superstes, Plesiosaurus dolichodeirus of Polycotylus latipinnis. KenmerkenDeze lang overlevende groep plesiosauriërs ontstond vermoedelijk in het Laat-Jura en omvatte in de loop van het Krijt steeds meer verschillende vormen. Zekere elasmosauriden zijn overigens pas vanaf het midden van het Krijt bekend. Kenmerken van deze plesiosauriërs waren de tonvormige, gedrongen rompbouw, die een snelle voortbeweging niet toestond, krachtige en beweeglijke zwempoten en een relatief lange hals met wel zesenzeventig wervels, bij Albertonectes waar de nek zeven meter lang is op een totale lengte van elf meter. De lichaamslengte kon tot veertien meter bedragen. De lange hals met de kleine kop werkte tijdens het zwemmen als een voorliggend roer. De kop was maar zo'n halve meter lang. Hij droeg lange slanke tanden. De kaakgewrichten stonden ver achter het achterhoofd. De onderkaken vormden samen een lange hoepelvormige structuur onder een ruime mondholte. Het quadratum is een enorme structuur. Het foremen pineale is gesloten. De halswervels hebben bijna platte gewrichtsvlakken. De wervellichamen van de voorste halswervels hebben een richel op de zijkant. De ravenbeksbeenderen hebben grote inhammen in de achterzijden. FylogenieEen mogelijke stamboom toont het volgende kladogram:
LeefwijzeVanwege hun kleine bek konden ze alleen kleine vissen, schaaldieren en weekdieren verorberen, dit in tegenstelling tot de Pliosauridae, die veel grotere prooien konden verwerken. De tanden van bovenkaken en onderkaken grepen in elkaar wat een soort filter opleverde. De dieren legden vermoedelijk geen eieren maar waren levendbarend. Het is mogelijk dat ze op de bodem van ondiepe zeeën hebben gewacht op hun prooien. Ze slikten stenen in, die als ballast dienden. Het is echter ook verondersteld dat ze juist met hun lange nekken naar beneden reikten om voedsel van de bodem te plukken. VondstenFossielen zijn gevonden in Noord-Amerika, Europa, Australië en Nieuw-Zeeland. IndelingOnderfamilie Elasmosaurinae
Onderfamilie Alzadasaurinae
Onderfamilie Aristonectinae Otero et al., 2012
Bronnen, noten en/of referenties
Literatuur
Noten
|