ValkhofburchtDe Valkhofburcht in de Nederlandse stad Nijmegen was een middeleeuwse burcht die was gelegen op het Valkhof, een heuvel aan de zuidoever van de Waal. Het was een groot complex met zware muren en een donjon. De burcht vervulde meerdere belangrijke functies; zo was het een verdedigingswerk voor de hele stad. Met name gedurende de hoge middeleeuwen was het daarnaast een koninklijk verblijf. De burcht werd in de 12e eeuw gebouwd en is aan het eind van de 18e eeuw (in de Franse tijd) bijna helemaal afgebroken, op enkele restanten na; dit zijn vooral de Sint-Nicolaaskapel en de Sint Maartenskapel ofwel "Barbarossa-ruïne". Deze resterende bouwwerken hebben tegenwoordig de status van rijksmonumenten. De heuvel waar de burcht stond is na het verdwijnen van de burcht omgevormd tot het huidige Valkhofpark. Bezoekers kunnen er onder meer de twee hiervoor genoemde kapellen bezichtigen. Beschrijving en overblijfselenDe Valkhofburcht bestond uit een complex van gebouwen, waaronder de donjon, een grote zaal en diverse bijgebouwen. Het terrein was omgeven door stevige muren. De Sint-Nicolaaskapel, waarschijnlijk daterend uit de 11e eeuw, werd aanvankelijk vermoedelijk in de burcht geïntegreerd. Dit is tot op heden een van de best bewaarde onderdelen. Deze kapel werd lange tijd gehouden voor een bouwwerk in Karolingische stijl, maar dit lijkt intussen minder aannemelijk.[2] De ruïne van de Sint-Maartenskapel, ook wel Barbarossa-ruïne genoemd, dateert van ongeveer een eeuw later dan de Sint-Nicolaaskapel. GeschiedenisVoorgeschiedenis Zie ook Ulpia Noviomagus Batavorum, Geschiedenis van Nijmegen#Romeinse tijd en Geschiedenis van Nijmegen#Frankische tijd (5e-10e eeuw)
In de Romeinse tijd bevond zich op of bij deze heuvel eerst het door Tacitus beschreven Oppidum Batavorum, een Bataafs stadje. De Romeinen bouwden later op dezelfde plek een castrum. Na het vertrek van de Romeinen bleef de heuvel van strategisch belang. Algemeen wordt aangenomen dat tijdens de vroege middeleeuwen, rond 777, Karel de Grote aan het Valkhof, op ongeveer dezelfde plek waar later de burcht zou verrijzen, een van zijn paltsen liet bouwen: de Valkhofpalts. Dit koninklijke verblijf diende hierna ruim twee eeuwen lang als residentie en bestuurscentrum. Dit paleis is volgens de meeste overleveringen in 1047 definitief vernietigd, tijdens een opstand onder Godfried II van Lotharingen. Bouw van de burcht (12e eeuw)In 1155 begon keizer Frederik Barbarossa met de bouw van de nieuwe burcht, op ongeveer de plek waar de palts had gestaan. Het is mogelijk dat hij daarbij ook de bewaard gebleven delen van het eerdere paleis weer liet herbouwen en versterken, maar de bronnen zijn hier zeker niet eenduidig over. Barbarossa plaatste ook een marmeren reliëf als gedenksteen, met daarop een tekst over het "herstellen van het oude bolwerk van Julius Caesar". Volgens Gesta Friderici Imperatoris (de kroniek geschreven door Barbarossa's neef Otto van Freising) gebeurde het bouwen van de burcht "op passende wijze en toonde hij hierbij zijn aangeboren grootheid van geest".[3] Onder Barbarossa's leiding werd er nu ook een imposante donjon toegevoegd, die tot ver in de omtrek zichtbaar was. Hiermee was de burcht een feit. Er vestigden zich hierna steeds meer bewoners ten westen van de burcht. In de buurt aan het Valkhof stond – naar men algemeen aanneemt – sinds enkele eeuwen de Gertrudiskerk; naar alle waarschijnlijkheid was dit de allereerste parochiekerk van Nijmegen. In de 13e eeuw is deze kerk afgebroken, zodat er meer ruimte was voor het verder uitbouwen van de burcht.[4] Verpanding (13e eeuw)In 1247 verpandde Willem II van Holland de stad Nijmegen inclusief de burcht aan graaf Otto II van Gelre.[5] De burcht werd hierna een belangrijke adellijke residentie.[6] In 1254 was Willem II te gast op de burcht. Hij gaf toen toestemming om de kerspelkerk, die buiten de omwalling stond, binnen de omwalling te herbouwen. Dit werd later de Sint-Stevenskerk. In ongeveer dezelfde tijd breidden de graven van Gelre de versterking van de Valkhofburcht verder uit. 14e-18e eeuwGedurende de daaropvolgende eeuwen speelde de burcht geregeld een belangrijke rol bij de verdediging van de stad. In 1572 probeerde Filips IV (koning Filips II van Spanje) om van de burcht een dwangburcht te maken, wat mislukte.[7] Nog in 1769 werden er op de tweede verdieping nieuwe vertrekken voor de prins-stadhouder aangebouwd. Deze betrok ze echter onder geheel andere omstandigheden dan voorzien. Door de burgertwisten eind 18e eeuw tussen prinsgezinden en patriotten achtte Willem V het in 1786 raadzaam enige tijd buiten Den Haag te verblijven. Hij koos (naast Het Loo) voor Nijmegen, waar de burggraaf het stadhouderlijk huis welgezind was. Op 11 september 1787 kwam een groot Pruisisch leger onder leiding van de hertog van Brunswijk op de burcht aan, dat de volgende dag met de in Ooij, Persingen en Nijmegen gelegerde troepen optrok naar Holland. De laatste Nederlandse vorst die er nog verbleef, was stadhouder Willem V met zijn gezin in de periode 1786-1787. Verwoesting en sloop (1794-1797)Tijdens het beleg van Nijmegen van 1794 liep de burcht enige schade op, maar onduidelijk is hoeveel precies.[8] Niet alleen zou herstel van de burcht veel geld kosten, de burcht was ook een herinnering aan de verafschuwde prins-stadhouder en eeuwenoude vorstelijke grootheid in de nieuwe democratische tijd. Alles tezamen besloot de Landdag in augustus 1795 om een voorstel van het kwartier der Veluwe om het gebouwencomplex te slopen, in te willigen. Alleen de twee nu nog steeds bestaande kapellen zouden worden behouden: de Sint Nicolaaskapel ("Karolingische kapel") en een deel van de Sint-Maartenskapel ("Barbarossa-ruïne"). Het kwartier van Zutphen stemde tegen. Afgevaardigden van Nijmegen poogden nog voor te stellen ten minste de Reuzentoren, de Hofpoort en de ringmuren te behouden, omdat hieraan geen kosten besteed hoefden te worden. Ook vanuit de Nijmeegse bevolking kwamen bezwaren tegen de sloop, maar vergeefs. De burcht werd op 9 februari 1796 voor f 90.400,- geveild. Het grootste deel ervan is in de periode hierna (1796-1797) gesloopt. Het slopen gebeurde onder meer omdat er geld nodig was om de door de Franse bezetters opgelegde belasting te kunnen betalen. Ook leende de kostbare tufsteen van de burcht zich goed om nieuw cement te maken. Handelaren wilden dit hergebruiken voor gebouwen in Amsterdam en elders in het land. Bij de sloop in 1797 werd overigens verzuimd om een grondplan van het gebouwencomplex te maken, zodat alleen uit aantekeningen en afbeeldingen kan worden gereconstrueerd hoe het eruitgezien heeft. Na de sloop werd het vrijgekomen terrein opgehoogd, waardoor de resterende archeologische bodemschatten goed bewaard blijven, en werd het tot wandelplaats ingericht.[9] Slechts de hiervoor genoemde Sint-Nicolaaskapel en ruïne van de Sint-Maartenskapel bleven behouden, evenals een klein deel van de omwalling. Vrij snel na het slopen van de burcht werd op de heuvel een van de eerste stadsparken van Nederland aangelegd. Het ontwerp hiervan was van Johan David Zocher Sr. Plannen voor herbouw donjon (vanaf 2005)Ter gelegenheid van 'tweeduizend jaar Nijmegen' werd in 2005 een replica van de reuzentoren van de burcht opgebouwd uit steigerbuizen en -doeken: de Donjon. Er kwamen veel bezoekers op af, in eerste instantie voor het uitzicht vanaf dit strategische punt. Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 sprak de bevolking van Nijmegen zich via een adviserend referendum uit voor de herbouw van deze donjon. Dit was omstreden, getuige een brief van de betrokken staatssecretaris Medy van der Laan aan het gemeentebestuur, waarin zij stelde dat herbouw "strijdig is met de cultuurhistorische betekenis van het park". Onder verwijzing naar keizer Karel, Barbarossa en Zocher noemde zij de plek "het monument bij uitstek waar de biografie van het landschap in optima te beleven valt". Bovendien was er volgens de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg over het uiterlijk van de donjon in de 12e eeuw niets bekend. De 17e- en 18e-eeuwse schilderijen geven alleen een indruk van de uitgebreide vesting van de graven van Gelre. Burgemeester Thom de Graaf steunde het herbouwplan, maar de verantwoordelijk minister Van der Hoeven van Cultuur nam de bezwaren over en stelde strenge eisen bij de uitwerking van de ideeën. Na bezwaren van GroenLinks en Gewoon Nijmegen stemde de gemeenteraad op 11 juni 2015 toch in met het bestemmingsplan, hoewel de stichting te kampen had met twijfelende investeerders. Op 5 december 2018 werd uiteindelijk bekend dat de donjon definitief niet herbouwd zou worden. De archeologische kosten, uitblijven van de omgevingsvergunning en onzekere exploitatie alsmede groeiend verzet werden als redenen gegeven.[10] Zie ookBronnen en referenties
Zie de categorie Castle Valkhof (destroyed), Nijmegen van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
|
Portal di Ensiklopedia Dunia