De bescherming en handhaving van zijn rechten in zijn land was voor Otto niet altijd gemakkelijk, vooral niet in een tijd waarin de macht van de opperste beschermheer in het rijk diep gezonken was. Geschillen met de heren van Westerburg en de graven van Sayn over prerogatieven in het Westerwald, en met de heren van Greifenstein en de heren van Dernbach over verschillende landsheerlijke bevoegdheden, leidden veelvuldig tot vetes en strijd. De details van het verloop van deze vetes zijn niet bekend.[8] In zijn strijd met de aartsbisschop van Trier verloor Otto de voogdijen over Koblenz en Bad Ems.
Het streven van Otto om de rijke schenkingen van zijn vader aan de Duitse Orde te verminderen of deze althans niet conform de wens van de orde te vermeerderen zorgde ervoor dat hij in 1285 als berover van de goederen van de orde werd aangeduid, in de ban werd geslagen, en zijn land onder interdict werd gelegd, totdat het jaar daarop het geschil geschikt werd.[8]
Otto stichtte vóór 1287 de kapel te Feldbach.[10]ʻOttho comes de Nassawen … cum uxore nostra Agnete nec non Henrico nostro primogenitoʼ bevestigden de schenking van ʻbonorum in Hasilbach et Aldindorphʼ aan Klooster Altenberg bij Wetzlar door ʻmatrem nostram Methildim comitissam bone mem … cum sorore nostra Katherina ibidem locataʼ in een oorkonde gedateerd 3 mei 1289.[2] Dit is de laatste vermelding van Otto, in een oorkonde gedateerd 19 maart 1290 wordt hij als overleden aangemerkt.[3][4] Hij werd begraven in Klooster Altenberg.[4][11] Hij werd opgevolgd door zijn zoons Hendrik, Emico en Johan.
(de) Ausfeld, Eduard (1887). Allgemeine Deutsche Biographie. Band 24. Duncker & Humblot, Leipzig, "Otto I., Graf von Nassau", pp. 707.
(de) Becker, E. (1983). Schloss und Stadt Dillenburg. Ein Gang durch ihre Geschichte in Mittelalter und Neuzeit. Zur Gedenkfeier aus Anlaß der Verleihung der Stadtrechte am 20. September 1344 herausgegeben, Neuauflage. Der Magistrat der Stadt Dillenburg, Dillenburg [1950].
Dek, A.W.E. (1970). Genealogie van het Vorstenhuis Nassau. Europese Bibliotheek, Zaltbommel. Gearchiveerd op 26 oktober 2009. Geraadpleegd op 4 januari 2022.
(fr) Huberty, Michel, Giraud, Alain; Magdelaine, F. & B. (1981). l’Allemagne Dynastique. Tome III: Brunswick-Nassau-Schwarzbourg. Alain Giraud, Le Perreux.
(de) Lück, Alfred (1981). Siegerland und Nederland, 2. Auflage. Siegerländer Heimatverein e.V., Siegen [1967].
Schilfgaarde, A.P. van (1967). Zegels en genealogische gegevens van de graven en hertogen van Gelre, graven van Zutphen. S. Gouda Quint – D. Brouwer en Zoon, Arnhem.
Venne, J.M. van de, Stols, Alexander A.M. (1937). Geslachts-Register van het Vorstenhuis Nassau. A.A.M. Stols Uitgevers-Maatschappij, Maastricht.
Vorsterman van Oyen, A.A. (1882). Het Vorstenhuis Oranje-Nassau. Van de vroegste tijden tot heden. A.W. Sijthoff en J.L. Beijers, Leiden en Utrecht.
Voetnoten
↑Vorsterman van Oyen (1882) vermeldt dat Otto in een op 3 mei 1289 gedateerd charter de schenking van giften door zijn moeder aan Klooster Altenberg bevestigde en dat hij volgens een charter gedateerd 19 maart 1290 reeds was overleden.
↑In Nederlandse bronnen wordt altijd de datum 17 december 1255 genoemd. In buitenlandse bronnen echter de datum 16 december 1255. De beschrijving op de officiële website koninklijkeverzamelingen.nl geeft de datum 16 december 1255.
↑“Vóór 1224 hadden de graven van Nassau de helft van de stad Siegen afgestaan aan het aartsbisdom Keulen.”[7]
↑“In 1342 bezat Hendrik I van Nassau-Siegen de totale Herborner Mark.”[7]
↑“De Kalenberger Zent was een gebied gelegen tussen de Oberlahn, de Dill en Wetzlar en omvatte de gebieden Mengerskirchen, Nenderoth en Beilstein.”[7]
↑“Kasteel en ambt Nassau droeg de naam Dreiherrische omdat het tot 1778 bezit was van de Ottoonse Linie en twee takken van de Walramse Linie (Nassau-Usingen en Nassau-Weilburg).”[7]
↑“De ambten Miehlen en Schönau bleven gezamenlijk bezit tot 1303, daarna gingen ze over naar de Walramse Linie waarbij beide takken ze gezamenlijk bezaten tot 1778.”[7]
↑“Het Vierherrengericht was genoemd naar zijn vier bezitters, de graven van Katzenelnbogen (Hessen), Diez (Nassau-Diez), Nassau-Usingen en Nassau-Weilburg. In 1774 werden deze gebieden, verenigd rond de stad Nastätten en samengesteld uit achtendertig dorpen, gedeeld.”[7]
↑Een huwelijksdatum wordt nergens vermeld. De oudste zoon uit het huwelijk is vermoedelijk in de jaren 60 van de 13e eeuw geboren, omdat hij al rond 1281 als volwassene voorkomt. Het huwelijk moet daarvoor gesloten zijn.[12]