Resolutie 757 Veiligheidsraad Verenigde Naties
Resolutie 757 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd op 30 mei 1992 aangenomen. Dertien leden stemden voor de resolutie en twee leden, China en Zimbabwe, onthielden zich. Achtergrond Zie Joegoslavische Oorlogen voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
In 1980 overleed de Joegoslavische leider Tito, die decennialang de bindende kracht was geweest tussen de zes deelstaten van het land. Na zijn dood kende het nationalisme een sterke opmars, en in 1991 verklaarden verschillende deelstaten zich onafhankelijk. Hierdoor ontstond een burgeroorlog met minderheden in de deelstaten die tegen onafhankelijkheid waren en met het Volksleger. InhoudWaarnemingenDe Veiligheidsraad betreurde dat niet voldaan werd aan de eisen die in resolutie 752 eerder die maand waren gesteld. Ook gingen de gedwongen verhuizingen nog door en dus werd om respect voor de mensenrechten gevraagd. De VN-beschermingsmacht in Sarajevo was onder vuur genomen en de militaire waarnemers in Mostar waren zelfs teruggetrokken. HandelingenEr werd geëist dat het Kroatische leger in Bosnië en Herzegovina alsnog aan resolutie 752 zou voldoen. Het volgende werd voor alle landen ter wereld verboden:[1]
Alle landen moesten:
Alle landen werd gevraagd de maatregelen die ze namen te rapporteren aan secretaris-generaal Kofi Annan. Het comité dat met resolutie 724 was opgericht kreeg de volgende bijkomende taken in verband met het wapenembargo opgelegd met de resoluties 713 en 727:
Van de betrokkenen in het conflict werd geëist dat ze de levering van hulpgoederen mogelijk zouden maken. Verwante resoluties
Bronnen, noten en/of referenties
|
Portal di Ensiklopedia Dunia