Huis Wessex
Het huis Wessex, ook bekend als het Huis van Cerdic (Oudengels: Cerdicingas[2]), was de koninklijke familie die aanvankelijk heerste over een koninkrijk in Zuidwest-Engeland dat bekend stond als Wessex, vanaf de 6e eeuw onder Cerdic van Wessex tot de eenmaking van de koninkrijken van Engeland door Alfred de Grote en zijn opvolgers (hoewel Alfreds grootvader Egbert van Wessex degene was om te beginnen met het consolideren van dominantie van heel Engeland door Wessex). Alfred en zijn opvolgers zouden ook deel uitmaken van deze dynastie, die in de hoofdstam zou blijven regeren tot de tijd van Alfreds nakomeling, Æthelred II de Onberadene, tijdens wiens regering in de late 10e eeuw en het begin van de 11e eeuw een korte periode van Deense bezetting zag en volgend op de dood van Ethelred II en zijn zoon Edmund II Ironside, bleef het koningschap tot in 1042 in handen van de Deense koning Knoet de Grote en diens opvolgers. Het Huis Wessex kwam daarna voor 24 jaar weer kort aan de macht, maar na de afzetting van de laatste telg, Edgar Ætheling, een achterkleinzoon van Ethelred, in 1066, zou de familie uit de annalen van de geschiedenis verdwijnen. GeschiedenisHet huis was het koningshuis van de verenigde Engelse natie van Alfred de Grote (871-899) tot Eduard de Belijder in 1066. Eduard de Oudere, Alfreds zoon, verenigde onder zijn heerschappij, door het veroveren van door Vikingen bezette gebieden (Danelaw) en zijn nicht Ælfwynn te dwingen haar aanspraken op te geven, Mercia en East Anglia met Wessex. Daarna breidde zijn zoon, Æthelstan, zijn gezag uit in het noorden, Northumbria, boven de Mersey en de Humber, maar dit was niet volledig geconsolideerd totdat zijn (half)neef Edgar op de troon kwam. Deze periode van de Engelse monarchie staat bekend als de Angelsaksische periode, omdat de twee belangrijkste Germaanse stammen die zich kwamen vestigen op de Britse eilanden de Angelen (in Mercia en East Anglia) of Saksen (in Wessex, Essex, Middlesex, Surrey, Sussex en Northumbria) waren; een kleinere groep van nieuwkomers, de Juten in Kent, Wight en in delen van Oost-Sussex, vermengden zich met de Saksen. Hun heerschappij werd vaak betwist, met name door de Deense koning Sven Gaffelbaard die in 995 binnenviel en de Engelse troon bezette van 1013 tot 1014, tijdens de regering van koning Æthelred de Onberadene en zijn zoon Edmund II Ironside. Sven, zijn zoon Knoet de Grote en zijn opvolgers regeerden tot in 1042. Na Hardeknoet was er tussen 1042 en 1066 een korte Angelsaksische restauratie onder Eduard de Belijder, een zoon van Æthelred de Onberadene, die werd opgevolgd door Harold II Godwinson, die lid was van het Huis van Godwin, mogelijk een zijtak van de Cerdicings. Na de Slag bij Hastings, een keerpunt in de Engelse geschiedenis, werd Willem van Normandië koning van Engeland. Deze had door zijn huwelijk met Mathilde van Vlaanderen, die een achterachterkleindochter was van Ælfthryth van Wessex, banden met het huis Wessex en Richard I van Normandië en diens vrouw Gunnora waren respectievelijk de groot- en overgrootouders van Eduard de Belijder (voorlaatste Angelsaksische koning van Engeland) en Willem de Veroveraar. Angelsaksische pogingen om de Angelsaksische heerschappij te herstellen in de persoon van Edgar Ætheling, een kleinzoon van Edmund Ironside, die oorspronkelijk ten gunste van Harold II Godwinson was gepasseerd, waren onsuccesvol en Willems nakomelingen wisten hun heerschappij te consolideren. Edgars nicht Mathilde van Schotland trouwde later met Willems zoon Hendrik I, waardoor er een band werd gesmeed tussen de twee dynastieën. Hendrik II was aldus een afstammeling van het Huis Wessex in vrouwelijke lijn, iets dat in de contemporaine Engelse bronnen op goedkeuring kon rekenen.[3] Tijdlijn van de heersers van Wessex en EngelandGenealogie[4]
Toegeschreven wapenschildEr werd door middeleeuwse herauten een wapen toegeschreven aan de koningen van Wessex. Dit wapen duikt op in een handschrift uit de 13e eeuw, en is als volgt geblazoeneerd: "Van azuur, een bloemkruis (soms een leliekruis of ankerkruis) tussen vier merlets van or.[5] Het toekennen van wapenschilden aan koningen van Wessex is prochronistisch aangezien de heraldiek pas in de 12e eeuw ontstond. Dit wapen bleven eeuwenlang gebruikt worden om het koninkrijk te vertegenwoordigen. Het is verwerkt in heraldische wapenbeelden van instellingen die zich wensten te associëren met Wessex, in het bijzonder met Eduard de Belijder, zoals Westminster Abbey en het wapen van de City of Westminster.[6] Zie ookNoten
Referenties
|