De Dijver is een waterloop en een straat in het historisch centrum van Brugge. De rei loopt van de Gruuthusebrug tot aan de Rozenhoedkaai en het Huidenvettersplein. De gelijknamige straat ligt op de zuidelijke oever van de rei en loopt van de Gruuthusebrug tot aan de Wollestraat en de Rozenhoedkaai. De Dijver maakt deel uit van de loop van de oorspronkelijke rivier de Reie en wordt overspannen door de Gruuthusebrug en de Johannes Nepomucenusbrug.
Deze naam behoort tot de oudste van Brugge. De vroegste vermeldingen zijn:
1292: supra diveram;
1302: up die divere;
1369: caye up den divere.
De naam gaat terug tot de Keltische tijd en komt voort uit het Indogermaansedeiwo, god of goddelijk. Het is een toponiem dat, net zoals "Reie" (Rogia), "heilig water" betekent.
De Dijver vormde toen de noordgrens van een eiland begroeid met eikenbomen, voor de Kelten heilige bomen. Van oudsher is het een plaats van samenkomst en op het eiland ontstond een cultusplaats. Na de kerstening van deze cultusplaats zou zich enkele eeuwen later, omstreeks 1050, de kluizenaar Everelmus gevestigd hebben en waaruit zich later de Eekhoutabdij zou hebben ontwikkeld. Vanaf minstens 1127 maakte de Dijver deel uit van de eerste stadsomwalling van Brugge.
Vandaag heeft de straat een gevarieerde functie, met onder andere commerciële en educatieve activiteiten (Europacollege), horeca en in mindere mate huisvesting. Ook vinden er vaak rommel- en folkloremarkten plaats. Voorts heeft de Dijver een belangrijke museale functie met de aanwezigheid van het Groeningemuseum, het Arentshuis en het Gruuthusemuseum.
De Dijver in westelijke richting gezien
De Rozenhoedkaai, die aansluit op de Dijver vanaf de Nepomucenusbrug, met op de achtergrond de toren van de Onze-Lieve-Vrouwekerk en in de voorgrond enkele typische Brugse zwanen.
De Johannes Nepomucenusbrug.
De Dijver (kanaal en straat) van uit de lucht, gezien vanaf de Gruuthusebrug.
Zicht van de Rozenhoedkaai, met links de Johannes Nepomucenusbrug en daarachter de Dijver, en rechts achteraan de aansluiting op de Groenerei en de Kraanrei.
Jos DE SMET, Le Diver, in: Journal de Bruges, 3 juli 1948.
Albert SCHOUTEET, De straatnamen van Brugge. Oorsprong en betekenis, Brugge, 1977, ISBN 9789062675036
Albert SCHOUTEET, De betekenis van de plaatsnaam Dyver te Brugge, in: Handelingen van het genootschap voor geschiedenis te Brugge, 1977, blz. 163-168.
Frans DEBRABANDERE, Kritische aantekeningen bij Brugse straatnamen, 1978
Frans DEBRABANDERE, De Brugse waternaam Dijver, in Brugs Ommeland, 1978, nr. 2, p. 122-126.
Brigitte BEERNAERT & Jan D'HONDT, Het huis Arents, Dijver 16: een aanzet tot huizenonderzoek, in: Jaarboek 1995-96 Stad rugge, Stedelijke Musea, Brugge, 1997.
Brigitte BEERNAERT e. a., Dijver 17, huis van de heren van Gruuthuse, in: Monument en Tijd, Open monumentendagen Brugge 2000, Brugge, 2000.
Brigitte BEERNAERT e. a., Dijver 16, het huis Arents, in: Monument en metaal, Open monumentendagen Brugge 2001, Brugge, 2001.
Brigitte BEERNAERT e. a., Dijver 17, het Steenmuseum, in: Monument en steen, Open monumentendagen Brugge 2003, Brugge, 2003.
Frans DEBRABANDERE, Brugse plaatsnamen, in: Brugge die Scone, 2006, blz. 47
Brigitte BEERNAERT e. a., Dijver 17, Gruuthusepaleis, in: Zorg, Open monumentendagen 2009, Brugge, 2009.
Chris WEYMEIS, Brugge van Academiestraat tot Zwijnstraat. Geschiedenis van de straten in de binnenstad, Deel I, A-D, Brugge, 2011, ISBN 9781845886608.
Marc RYCKAERT, Romantisch gezicht op de Dijver, in: Brugge die Scone, 2015.