Een voorcompagnie is een handelscombinatie uit de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden die handel dreef op Azië tussen 1594 en 1602, voordat de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) werd gesticht. De voorcompagnieën werden gefinancierd door rijke Noord-Nederlandse kooplieden en rijke immigranten uit de Zuidelijke Nederlanden. Vanwege de moordende onderlinge concurrentie werden de compagnieën in 1602 door de overheid gedwongen zich voor 21 jaar te verenigen in de VOC, die het alleenrecht op de Aziatische vaart kreeg.[1]
Geschiedenis
Voordat de VOC in 1602 het licht zag bestonden er in het tijdsbestek van zeven jaar twaalf verschillende voorcompagnieën:
Volgens een tijdgenoot "zeilde men elkaar het geld uit de beurs en de schoenen van de voeten".[3] In totaal werden er tussen 1594 en 1601 vijftien expedities uitgestuurd (zie onder) waaraan 65 schepen deelnamen, inclusief de vier schepen van de vloot Eerste Schipvaart, en exclusief de drie barre en mislukte tochten via de Noordkaap.
In 1598 fuseerde de Compagnie van Verre met de Nieuwe of Tweede Compagnie, in 1597 opgericht door Geurt van Beuningen en Cornelis van Campen; daarmee werd het kapitaal verdubbeld. Deze fuseerde in het najaar van 1600 met de Brabantse Compagnie tot Vereenigde Amsterdamse Compagnie door bemiddeling van de burgemeesters e.a. De oudste bewindhebber was Syvert P. Sem. Alle schepen kregen instructies om eerlijk handel te drijven als koopvaarders zonder soldaten of krijgsvolk om enige offensieven op steden, sterkten of kastelen te plegen, of om Portugese of Spaanse kraken te veroveren. Zelfs een verzoek of sterke aandrang van burgemeesters om soldaten te sturen met de schepen onder Wolfert Harmensz. ten behoeve van de koning van Ternate en de Nederlanders op de Molukken hadden zij afgeslagen daar zij een compagnie van kooplieden waren, en participanten op deze voorwaarden hun geld hadden ingelegd, en die liever wilden uittreden dan dit toelaten.[4]
In Rotterdam werd de Magelhaense Compagnie opgericht. De Middelburgse en Veerse Compagnie (Balthasar de Moucheron) zijn opgegaan in de Verenigde Zeeuwse Compagnie.
Al deze compagnieën, ook die uit Hoorn, Enkhuizen en Delft hebben in 1601, onder druk van de landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt toegestemd zich te verenigen tot één compagnie wat leidde tot de oprichting van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. De onderhandelingen duurden een half jaar en de oprichtingsakte, het octrooi is op 20 maart 1602 gedateerd en bezegeld door de Staten-Generaal en zou 21 jaar gelden. In het octrooi was onder andere geregeld dat de VOC, als tegemoetkoming aan de oprichters van de voorcompagnieën, het monopolie op de vaart op Azië kreeg.[1] Volgens Johan van Oldenbarnevelt zouden door deze combinatie en samenwerking de prijzen niet verder opgejaagd worden; de inlanders en Portugezen zouden niet langer voordeel behalen uit de onderlinge verdeeldheid. De oude en nieuwe bewindhebbers gingen akkoord met een offensief optreden van de VOC ten opzichte van Spanje en Portugal. De bodem van de schatkist was in zicht, vanwege de kostbare uitbreiding van de activiteiten van het leger in de Zuidelijke Nederlanden.
De participanten en bewindhebbers
Van de voorcompagnieën is geen enkele oprichtingsakte bekend. De participanten hadden alleen deel in de winst, maar waren uitgesloten van het beheer, hun namen waren alleen bekend aan de bewindhebber, bij wie zij hun geld hadden gedeponeerd. Na iedere reis werd met de deelnemers afgerekend. De bewindhebbers genoten een zeker percentage zowel van de uitrustingskosten als de retouren. De bewindhebbers moesten uit eigen zak de boekhouders, kassiers en het overige personeel bezoldigen. Zij matigden zich het recht van voorverkoop aan waardoor zij een groot deel der aangevoerde specerijen tegen zeer lage prijzen in hun bezit kregen om deze daarna met grote winst te verkopen. Dat wekte in brede kring verontwaardiging op, want andere kooplieden visten achter het net.
Expedities
Zeevaarders, kooplieden en reders van de Compagnie van Verre
Cornelis de Houtman was de opperkoopman op de eerste Nederlandse expeditie naar Oost-Indië in opdracht van de Compagnie van Verre. Hij vertrok samen met zijn broer Frederick, Pieter Keyser en Paulus van Caerden. Onderweg maakte Keyser astronomische aantekeningen en werd Cornelis de Houtman voor enkele dagen onder curatele gesteld op verdenking van moord.
Jacob Cornelisz. van Neck leidde de tweede expeditie, bestaande uit een vloot van acht schepen, samen met Wybrand van Warwijck en Jacob van Heemskerck. Het was de meest succesvolle van alle tochten: Van Neck kwam terug met peper, Van Heemskerck met muskaatnoten en Van Warwijck met kruidnagels. Slechts vijftien opvarenden hadden de reis niet overleefd. Bij de eerste tocht stierven daarentegen 160 van de 249 opvarenden.
Zeevaarders, kooplieden en reders van de Rotterdamse of Magelhaense Compagnie
Jacob Wilkens leidde de zogenaamde achtste. Hij vertrok met vier schepen in december 1599. Claes Symonsz. Meebael was een onderkoopman op het schip van Wilkens. Hij werd een half jaar op Bantam gestationeerd.
Jacob Cornelisz. van Neck maakte eveneens deel uit van de zogenaamde tiende expeditie. Hij vertrok met zes schepen in juni 1600. Deze expeditie is van proviand voorzien door Geurt van Beuningen, een zuivelkoopman.
Wolfert Harmensz leidde de dertiende expeditie, in opdracht van de Oude Compagnie. Hij raakte slaags met de Portugezen in de Slag bij Bantam
Jacob van Heemskerck leidde als admiraal de veertiende expeditie in opdracht van Verenigde Amsterdamse Compagnie. Ook bekend als de Atjese vloot. Een van de schippers was Adriaen Maertensz. Block.
Zeevaarders, kooplieden en reders van de Nieuwe of Brabantse Compagnie
Guillaume Senescal leidde de elfde expeditie, uitgerust door de Brabantse Compagnie
Zeevaarders, kooplieden en reders van de Zeeuwse Compagnieën
Balthazar de Moucheron was de belangrijkste of meest spraakmakende bewindhebber in Zeeland. Hij sloot zich nooit aan bij de overige compagnieën
Gerard le Roy leidde de derde expeditie in opdracht van de Middelburgse Compagnie;
Cornelis de Houtman leidde de vierde expeditie in opdracht van de Veerse Compagnie van De Moucheron. Als opperkoopman voer Thomas Coymans mee. In Atjeh werd Cornelis vermoord en zijn broer Frederick gevangengenomen. Guyon Lefort leidde de expeditie terug.
Gerard le Roy en Laurens Bicker leidden de twaalfde expeditie, uitgerust door de Vereenigde Zeeuwse Compagnie; bevrijdde Frederik de Houtman
Joris van Spilbergen leidde de laatste en vijftiende expeditie van de Nieuwe Zeeuwse Compagnie.
Mauritius (admiraalsschip), laadvermogen 460 ton, schipper, Govert Jansz, commies, Cornelis van Heemskerck
Amsterdam (vice-admiraalsschip), laadvermogen 500 ton schipper, Cornelis Jansz Fortuyn
Hollandia of Hollandsche Leeuw, laadvermogen 460 ton, schipper, Simon Lambertsz Mau, commies, Uytenyn
Zeeland, laadvermogen 360 ton, schipper, Claas Jansz Melknap
Gelderland, laadvermogen, 360 ton, schipper, Jan Bruin, commies Hans Hendriksz Bouwer
Utrecht, laadvermogen, 240 ton, schipper, Jan Martsz
Vriesland, laadvermogen, 180 ton, schipper Jan Cornelisz, commies Wouter Willekens
Overijssel of jacht het Duyfken, laadvermogen 50 ton, schipper, Simon Jansz Hoen, commies, Arent Hermansz van Alkmaar
Gerryt Bicker, Dirck van OS, Vincent van Bronckhorst, Symon Jansz Fortuyn, Geurt Dircxz, Cornelis van Campen, Jacob Thomasz Van den Dael, Elbert Simonsz Jonckheyn en Jan Hermansz
Zuid-Oost
De Tweede Schipvaart was buitengewoon geslaagd. De eerste 4 schepen keerden geladen met specerijen veilig uit Bantam terug. De andere schepen waren doorgevaren naar de Molukken. De 'Amsterdam' en 'Utrecht' deden Celebes, Ambon en Ternate aan en kwam in augustus 1600 weer volgeladen terug. De 'Zeeland' en 'Gelderland' naar Banda, zij kwamen op 19 mei 1600 met noten, foelie en kruidnagelen weer in Patria aan.
Men wilde de route rond Zuid-Amerika verkennen. De Liefde weet op 19 april 1600 Japan te bereiken. De Japanners confisceerden het schip, maar lieten de bemanning vrij en zij wisten al snel een vertrouwenspositie te bereiken bij de Shogun van Japan. Het gevolg was een Nederlands gezantschap in Japan vanaf 1609. Onder de 24 of 25 opvarenden bevinden zich kapitein Quaeckernaeck, stuurman William Adams en commies Melchior van Santvoort.
13 september 1598, het Goereesche Gat – 26 augustus 1601, in Rotterdam, met 45 man
Mauritius uit Rotterdam, admiraalsschip, 300 ton;
Hendrik Frederik uit Amsterdam, 300 ton, kapitein Jacob Claes van Ilpendam;
Eendracht, uit Rotterdam, 50 ton, kapitein Jacob Jansz Huydekooper
Hoop, uit Amsterdam, 50 ton, kapitein Pieter de Lint
Huyg Gerritsz van der Buis, Jan Bennink, Pieter van Bevere in Rotterdam en de gebroeders Coekebacker uit Amsterdam
Zuid-West, via de Straat van Magelhaen
Men wilde de route rond Zuid-Amerika verkennen, Spaanse schepen kapen, porselein kopen in China en specerijen in de Molukken. Ook deze expeditie zou via Straat Magellaan gaan. Het was de eerste reis om de wereld door een Nederlandse expeditie
6 april 1599 van Texel – oktober 1601 terug in Patria
de Zon, 580 ton, schipper Cornelis Jansz Schouten, opperkoopman Jan Sas van Gouda
de Maan, 500 ton, schipper Cornelis Hendriksz
de Morgenster, 400 ton, schipper, Cornelis Jansz Melknap
Zuid-Oost
Derde Schipvaart Steven van der Haghen kreeg op Ambon van de inwoners van het schiereiland Hitu de beschikking over het kasteel Van Verre in ruil voor militaire steun tegen de Portugezen. Een aanval op het Portugese fort Leitimor op Oost-Ambon mislukte
Op Bantam ontmoetten ze Steven van der Haghen en Jacob Wilkens in dienst van de Oude Compagnie. De schippers sloten een verbond gezamenlijk in te kopen om de prijs te drukken.
Amsterdam, laadvermogen 500 ton, schipper niet bekend;
Hoorn, laadvermogen niet bekend, schipper niet bekend;
Enkhuizen, laadvermogen niet bekend, schipper Willem van Westzanen;
Alkmaar, laadvermogen niet bekend, schipper Pieter Stokman;
Swarte Leeuw, laadvermogen niet bekend, schipper Adriaan Beek;
Witte Leeuw, laadvermogen 540 ton, schipper niet bekend;
Groene Leeuw, laadvermogen niet bekend, schipper niet bekend;
Rode Leeuw, laadvermogen niet bekend, schipper Pieter Klaasz.
Zuid-Oost
Atjeese vloot. De vloot vertrok, net als de vloot van de Oude Compagnie, op 23 april 1601 en ging op 8 mei 1601 uit elkaar in een Atjehsevloot en een Moluksevloot
Gelderland (admiraalsschip), laadvermogen 360 ton, schipper Jan Bruin;
Zeelandia (vice-admiraalsschip), laadvermogen 360 ton, schipper Jan Kornelisz;
Utrecht, laadvermogen 240 ton, schipper Jan Martensz;
Wachter, laadvermogen 130 ton, schipper Gerrit Hendriksz Roobol;
Duifje (jacht), laadvermogen 50 ton, schipper, Willem Kornelisz Schouten.
Zuid-Oost
Molukse vloot. De vloot vertrok, net als de vloot van de Verenigde Compagnie - Amsterdam, op 23 april 1601 en ging op 8 mei 1601 uit elkaar in een Atjehsevloot en een Moluksevloot
In mei 1602 kwam van Spilbergen aan op Ceylon, en ontmoette daar de koning van Kandy. Van Spilbergen deed het voorkomen dat hij niet kwam om handel te drijven, maar dat hij in opdracht van Maurits van Oranje kwam om een verbond te sluiten tegen de gemeenschappelijke vijand, de Portugezen.
Bronnen
Gaastra, F. (2009) Geschiedenis van de VOC, p. 17-22.
Witteveen, M. (2002) Een onderneming van landsbelang. De oprichting van de Verenigde Oostindische Compagnie in 1602.
Referenties
↑ abGaastra, F., De VOC en het Aziatische handelssysteem (1992)
↑Jaap ter Haar, Geschiedenis van de Lage Landen / 2 Heersers der Nederlanden / druk 1: heersers der Nederlanden (2008:226). Uitgeverij Kok. ISBN 9789043509596.