Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs
Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs, meestal afgekort tot vmbo, is een periode van onderwijs in Nederland en Caribisch Nederland. In Nederland volgt het vmbo, net als de havo en het vwo, op de basisschool en duurt vier jaar. In Caribisch Nederland volgt het vmbo na het tweede leerjaar aan scholen voor mavo en vbo, betiteld als ’periode van vmbo’ (vmbo). Dit is een parallel met vwo en havo, waarbij er na het derde leerjaar een periode van ‘voorbereidend hoger onderwijs’ (vho) is. Het begrip wordt genoemd in artikel 21 van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES (art. 44), nadat het onderwijsbouwwerk is beschreven, en heeft in laatstgenoemde alleen een ‘afgeleide’ betekenis: scholen kunnen zich ‘school voor vmbo’ noemen. Het begrip “vmbo” heeft hiermee een duidelijke plaats in de wet gekregen.[1] Scholen voor mavo en vbo mogen zich vmbo-school noemen, maar blijven voor de toepassing van de wet formeel scholen voor mavo of vbo. Ze reiken een diploma vmbo uit, met vermelding van de leerweg die aan de school voor mavo of vbo is gevolgd. Het vmbo kent vier leerwegen: de theoretische leerweg, de basisberoepsgerichte leerweg, de kaderberoepsgerichte leerweg en de gemengde leerweg. Zowel scholen voor mavo als scholen voor vbo worden samen aangeduid als scholen voor vmbo. De scholieren op deze scholen worden wel vmbo'ers of vmbo-leerlingen genoemd. Het vmbo sluit, net als het havo en het vwo, aan op de basisschool, en duurt vier jaar (leeftijd: 12-16 jaar). Van alle scholieren in het voortgezet onderwijs in Nederland zit meer dan 60 procent op het vmbo. Daarbij zijn inbegrepen de leerlingen die leerwegondersteunend onderwijs volgen. Zo'n 20 procent van alle scholieren gaat naar het vwo (voorbereidend wetenschappelijk onderwijs), ongeveer 20 procent naar het havo (hoger algemeen voortgezet onderwijs) en een klein percentage naar het praktijkonderwijs. Vso-scholen (voortgezet speciaal onderwijs) kunnen ook dit soort onderwijs geven, dat dan 4 of 5 jaar duurt (leeftijd: 12-17, 18, 19 of 20 jaar). De leerlingen moeten dan of staatsexamen doen, of examen doen op een school voor voortgezet onderwijs waar ze tot het eindexamen worden toegelaten, ook al staan ze er niet ingeschreven. (Vergelijkbaar met extraneus.)[2] De Vlaamse pendant van het vmbo is het beroepssecundair onderwijs (bso). OntstaansgeschiedenisVoorheen had men het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo), het lager beroepsonderwijs (lbo), het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo) en sommige vormen van voortgezet speciaal onderwijs.[3] Het vmbo is een samenvoegsel van deze leervormen. De plannen voor het vmbo werden ontwikkeld door PvdA-staatssecretaris Netelenbos, tijdens het kabinet-Kok I. In 1999 voerde het kabinet-Kok II de onderwijsvorm daadwerkelijk in, onder het VVD-ministerschap van Loek Hermans. In Caribisch Nederland werd het vmbo geïntroduceerd in 2011. Dit onderwijstype vervangt het vsbo (voorbereidend secundair beroepsonderwijs) dat in 2002 door de Nederlandse Antillen werd opgericht en de mavo en het bvo (beroepsvoorbereidend onderwijs) verving. Leerwegen
Het vmbo biedt vier leerwegen in het voortgezet onderwijs die toeleiden naar het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Deze hebben de oude differentiatie van onderwijsvormen vervangen. De leerwegen binnen het vmbo verschillen vooral in de mate waarin de praktijk een plaats heeft in het onderwijs. Van meest praktisch naar meest theoretisch gerangschikt zijn de volgende leerwegen te onderscheiden:
ProfielenHet vmbo is onderverdeeld in profielen. Er zijn vier verschillende profielen: Economie, Techniek, Zorg en Welzijn, Landbouw (de groene sector). Het onderwijs in de theoretische leerweg bestaat voor elk profiel uit:
Het gemeenschappelijk deel van de theoretische leerweg omvat:
Het profieldeel van de theoretische leerweg omvat wat betreft:
Het vrije deel van de theoretische leerweg
Afdelingen/programma’sBinnen de leerwegen vmbo (Basisberoepsgerichte, Kaderberoepsgerichte en Gemengde Leerwegen) bestonden tot 2016 sectoren, die weer onderverdeeld waren in afdelingen en programma’s, zoals:
De theoretische leerweg lijkt het meest op de oude mavo-D. Evenals de oude mavo kent de theoretische leerweg geen praktische vakken. De basis- en kaderberoepsgerichte leerwegen lijken op het oude vbo (voorbereidend beroepsonderwijs), maar heeft in vergelijking met het vbo meer theoretische vakken. Het vmbo is geen eindopleiding. Het vmbo bereidt leerlingen voor op een vervolgopleiding (mbo). Een groter praktijkgehalte betekent niet automatisch een lager niveau. Zo leiden de kaderberoepsgerichte, de gemengde en de theoretische leerweg in principe op naar hetzelfde niveau van vervolgopleidingen in het mbo. In de praktijk komen leerlingen uit de kaderberoepsgerichte leerweg wel vaker op een lager niveau terecht. Tussen de gemengde en de theoretische leerweg is er geen enkel niveauverschil. Vernieuwde beroepsgerichte profielenVanaf augustus 2016 werken de scholen in het derde en vierde leerjaar met de vernieuwde beroepsgerichte profielen (programma's). Er zijn in totaal 10 verschillende profielen:
Afhankelijk van de school kunnen zij een of meer van deze profielen aanbieden. De oude programma's komen hierbij te vervallen. EindexamenAfhankelijk van de gekozen vakrichting zijn de volgende examenvakken verplicht:
Tevens is voor elke leerling zonder wiskunde als examenvak een schoolexamen rekenen verplicht. LeerlingaantallenAantallen leerlingen en verdeling naar geslacht in 2010[5]
Aantal leerjarenIn de eerste twee leerjaren volgen de leerlingen de basisvorming. In het derde en vierde leerjaar van het vmbo maken de leerlingen toetsen en praktische opdrachten, die meetellen voor het schoolexamen. Welk gedeelte van de stof wanneer en hoe getoetst wordt en de weging van die toetsen wordt van tevoren vastgelegd in het programma van toetsing en afsluiting, PTA. Dit PTA moet elk jaar voor 1 oktober bij de Onderwijsinspectie zijn ingeleverd. Aan het einde van het vierde jaar zijn er praktische en schiftelijke eindexamens. De BB en KB-leerlingen krijgen voor de beroepsgerichte vakken het zogenaamde cspe (centraal schriftelijk en praktisch examen). Het examen voor de avo-vakken (algemeen vormend onderwijs) worden voor BB-leerlingen met de computer afgenomen. Voor de KB-leerlingen wordt het examen nog schriftelijk afgenomen. In 2010 zijn scholen in de gelegenheid gesteld om aan een pilotproject mee te doen, waarbij voor de kaderberoepsgerichte leerweg de avo-vakken met behulp van een computer worden afgenomen. BegeleidingVoor leerlingen die extra begeleiding nodig hebben voor het behalen van een diploma in een van de leerwegen van het vmbo is er het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo). Het nieuwe lerenHoewel scholen vrij zijn in het kiezen en vormgeven van hun eigen onderwijs, promootte de overheid in 1998 onder de naam studiehuis een (facultatieve) didactische vernieuwing, die een decennium later een vervolg kreeg in Het nieuwe leren. Hierbij wordt van de leerling meer zelfstandigheid verwacht in het schoolwerk en in het leren, en is er minder directe aansturing door de docent. Deze didactische benaderingen worden geassocieerd met minder klassikaal lesgegeven en met zelfstandig werkende leerlingen op grote open leerpleinen, waar leerlingen individueel of groepsgewijs werken aan hun ontwikkeling. De docent wordt hier vaak begeleider, coach, werkmeester of leermeester genoemd. Menige vmbo-school voerde een of meer veranderingen in de onderwijsorganisatie in in de lijn van studiehuis of Het nieuwe leren; andere scholen hielden hun aanpak bij het oude. Bronnen, noten en/of referenties
|
Portal di Ensiklopedia Dunia