Dorpskerk (Spijkenisse)
De Dorpskerk van Spijkenisse is een laat-gotische kruiskerk in het centrum van de Nederlandse stad Spijkenisse. Het is het oudste nog bestaande gebouw van Spijkenisse, voltooid in 1521. De Dorpskerk is nog steeds in gebruik voor kerkdiensten en andere doeleinden. ExterieurDe Dorpskerk staat op een lage terp, die omringd is door een lage kerkmuur.
De noord-, oost- en zuidzijde hebben gotische ramen. Alle daken zijn bedekt met leisteen.
InterieurTorenDe hoofdingang is in de toren. De begane grond van de toren dient als hal. Rechts is een deur die toegang geeft tot de trappen en verdiepingen. KerkklokkenOp de derde verdieping van de toren bevinden zich twee kerklokken en een carillon; de kleinste kerkklok is tevens de grootste klok in het carillon.
CarillonSinds de feestelijke ingebruikname op 17 september 1988 (Open Monumentendag) hangt er een carillon in de toren van de Dorpskerk. Hij werd gerealiseerd door de Stichting Oud & Nieuw Spijkenisse, die vanaf 1987 de publieke ruimte in Spijkenisse verfraaide. Vele Spijkenissers en bedrijven uit de omgeving droegen hun steentje er aan bij, door bijvoorbeeld een klok of melodie te schenken. Nu speelt er automatisch overdag op het hele en halve uur een ander deuntje en op dinsdag, als er naast de kerk markt is, bespeelt een beiaardier het beiaard. Mechanisch torenuurwerkIn 1902 was er elektriciteit in Spijkenisse en werd de toren voorzien van een mechanisch uurwerk. Het werd gemaakt door B. Eijsbouts, en was voorzien van elektrische opwinding.[3]
KerkruimteVia een tochtportaal komt men in de kerkruimte. Het plafond is een houten spitstongewelf, de muren zijn witgepleisterd. Tegen de muur van de toren is het kerkorgel uit 1970 geplaatst. In het midden van het middenschip zijn houten kerkbanken (uit 1933) geplaatst; aan beide zijden is er een looppad met grafstenen uit de 16e en 17e eeuw[4]. Ook in de beide zijbeuken staan houten kerkbanken. In de noordelijke zijbeuk staat achterin een herenbank, vooraan staat een rij kerkeraadsbanken uit 1618. Ook de preekstoel is in 1618 aangeschaft: na de Reformatie waren die allemaal nodig omdat zij niet in katholieke kerken voorkomen en wel in protestante kerken gebruikt worden. De preekstoel heeft in 1737 een koperen lessenaar gekregen en ook het doophek stamt uit de 19e eeuw. Het stenen doopvont is uit 1969.
De familie Repelaer in de DorpskerkIn 1768 werd Margareta Backus (1747-1783) ambachtsvrouwe van Spijkenisse en de polder Braband (het gebied ten zuiden van de Nieuwstraat, tot aan Hekelingen en Vriesland). Zij trouwde in 1769 met Pieter Pompe(j)us Repelaer. Ter gelegenheid van dit huwelijk kwam hun wapen boven de herenbank in de Dorpskerk. Bijna een eeuw later, in 1857, schonk Maria Jacoba Repelaer (1802-1862) het zilveren avondmaalstel en doopschaal met koperen voet. Volgens een inscriptie op de grote schaal was zij "Ambachtsvrouwe van Puttershoek en Spijkenisse"[5]. In 1860 werd het eerste orgel in gebruik genomen, een Bätz-Witte-orgel. Een inscriptie op de grootste pijp vermeldde: ".... ten geschenke gegeven door de Hoogwelgeb. vrouw MARIA JACOBA REPELAER ...". Dit orgel is in 1970 vervangen door een van de firma Witte[6].
Historie kerkgebouw
Vermoedelijk stond in de 13e eeuw op de huidige plek van de Dorpskerk een terp met een houten kapel er op. Het was waarschijnlijk een simpel rechthoekig zaaltje, gedekt door een overkapping met vierkante plankjes als dakpannen of met riet zoals alle huizen. Bouw torenIn de 13e eeuw werd nabij de westwand van deze kapel begonnen met de bouw van een toren. Voor de fundering groef men een serie "huien" in de grond: houten vaten, zonder bodem, die volgeslagen werden met palen en slieten (slieten zijn onbewerkte boomstammen met een diameter van 10 à 12 centimeter). Daarop bracht men een raamwerk van zwaar eikenhout aan en vervolgens de dikke muren van bakstenen met metselwerk.[7]- Begin 14e eeuw was hij zover gereed dat er een klok in kon hangen. Bouw kerkDe bevolking van Spijkenisse groeide en dat was de aanleiding om Spijkenisse midden 15e eeuw tot zelfstandige parochie te benoemen. Daar hoorde een echte parochiekerk bij. Op de plaats van de houten kapel startte men met de bouw van het priesterkoor (naar het oosten gericht) met hoge ramen. Later kwam het haaks daarop aansluitende dwarsschip (noord-zuid). Restauraties en renovatiesReformatieToen de watergeuzen in 1572 verschenen, begroef de Spijkenisser bevolking een altaarschel en kan onder het koor van de kerk (waarschijnlijk uit angst voor plunderingen). Zij kwamen pas tijdens de restauratie in 1933 weer tevoorschijn.[10] Ook Spijkenisse ging vervolgens over op het protestantisme. De eerste hervormde kerkdienst was in 1574. De protestantse eredienst stelde andere eisen aan een kerk dan de rooms-katholieke. Het altaar was niet meer nodig en verdween uit de kerk. De kerk werd anders ingericht: het koor werd afgesloten en diende daarna als consistoriekamer en opslagruimte.[11] 1847Na de Franse tijd bleek het kerkdak ernstig te lekken. Inmiddels had de scheiding van Kerk en Staat plaatsgehad en de kerkvoogden beschikten niet over voldoende geldmiddelen om het dak te vernieuwen. Als noodoplossing bracht men tijdens de restauratie van 1847 onder het tongewelf een nieuwe zoldering aan. Onderwijzer Plokker uit Brielle vond de toen uitgevoerde restauratie een "inwendige verbetering"[12]. 1905Herstel van buitenmuren (o.a. herstel van voegen en steunberen), beschot en de leibedekking van de daken. Het Rijk kende hiervoor een subsiedie van 500 gulden toe.[13] 1933-1934Het kerkgebouw was bijna een bouwval geworden. Daarom kwam er in 1933-1934 een grondige restauratie, tegelijk met de toren, eigendom van de burgerlijke gemeente. Met grote steun van de overheid (zowel de gemeente Spijkenisse als de Rijksdienst voor Monumentenzorg (nu Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) en de provincie), de kerkelijke Synode, vele giften van burgers en een lening[14] werd voor ƒ 113.000 (oorspronkelijke begroting: ƒ 130.000) alle werk uitgevoerd: de muren (van toren en kerk) kregen hun fundering, het kerkdak werd geheel vernieuwd, waarbij ook de zoldering verdween en het tongewelf weer zichtbaar werd, er kwamen nieuwe banken en centrale verwarming in de kerk, de oude grafzerken kregen nieuwe plaatsen in de looppaden, de preekstoel kwam onder de triomfboog te staan en het orgel verhuisde naar de galerij achter de preekstoel. De toren werd onderheid en hersteld. In de toren kwam weer een tweede kleinere klok te hangen. Het niet meer in gebruik zijnde kerkhof werd kerkplein, met beplanting en een nieuwe muur rond het kerkterrein.[15]
1967-1969Tijdens de renovatie van 1967-1969 (architect: H.H.L. van der Kloot Meyburg[16]) kreeg de kerk de oorspronkelijke ruimte van vóór de Reformatie terug: het koor werd helemaal open gemaakt, alleen "afgesloten" door het koorhek. De preekstoel verhuisde naar links, het orgel kwam weer achterin, tegen de torenmuur. Bovendien kwam er een aanbouw tegen het koor voor een consistoriekamer. Daarnaast waren er enkele andere verbeteringen, zoals een geluidsinstallatie met kerktelefoon, een stenen doopvont en zes kroonluchters. Opnieuw bleken alle instanties met de plannen in te stemmen (totale kosten ƒ 285.000), al bleef daarnaast nog ruim ƒ 100.000,— nodig, die de Spijkenissers zelf bijeen moeten brengen. Met medewerking van de hele bevolking en hulp van elders is dat voor een groot deel ook gelukt. 2007-2008 en 2013De toren heeft in 2007-2008 een restauratie ondergaan omdat hij niet meer veilig was. De gemeente heeft 275.000 euro in de restauratie gestoken.[17] Foto's restauraties 1969-2013
Historie kerkelijke organisatieNaast een gebouw waren er ook een bestuur, organisatie, financiën en kerkelijke voorgangers nodig om een kerkgemeenschap te vormen. Onderdeel Geervlietse moederkerkIn de Middeleeuwen behoorden de kerken van Putten tot het dekanaat Hollant van het bisdom Utrecht[18]. De Geervlietse kerk fungeerde als "moederkerk" over de kapellen en parochiekerken in de prille Putse polders, waaronder die van Spijkenisse. De eerste kapel in Spijkenisse, uit de 13e eeuw, mèt bijbehorende kerkegrond en ander bezit, werd vanuit het het kapittel van Geervliet bestuurd. De Spijkenisser dorpspriesters werden echter, net als alle ambtsdragers, door de landsheer aangesteld, in dit geval de Heer van Putten (die ook in Geervliet zetelde). De kerk van Spijkenisse had vanaf 1405 enkele bijzondere inkomsten van een aan Maria gewijd altaar, en vanaf 1419 van een vicarie van het Heilig Kruis. Voor die laatste waren bij testament 25 morgen land vermaakt aan de kerk; voor de bedienaar brachten ze drie guldens per jaar op. Omtrent de plaats van het aan Maria gewijde nevenaltaar bestaat een aanwijzing: tijdens de renovatie in 1933 werd in het noorderdwarsschip een nis zichtbaar met een oud fundament, dat deed denken aan een altaarvoet. Daarboven werd, na verwijdering van de kalklagen, de resten van een muurschildering zichtbaar; nu hangt daar een predikantennaamlijst. Zelfstandige parochieWaarschijnlijk werd Spijkenisse rond het midden der 15e eeuw een zelfstandige parochie en werd hij opgenomen in het Geervlietse dekenaat. De veranderingen hielden onder meer in dat de pastoorsbenoemingen niet meer uitsluitend een zaak waren van het kapittel, maar dat de deken namens de landsheer het recht van "collatie" of voordracht behield. De benoemingsbrief werd verleend door de Aartsdiaken van de Utrechtse Domkerk, aan wie de pastoors bij hun benoeming een recht moesten betalen voor het mogen bezetten van de pastorie en de daarbij behorende inkomsten. Daardoor is bekend, dat in 1445 de nog jonge Florens Jordaenszn aan de kerk van Spijkenisse (ad ecclesia) verbonden was, terwijl zijn opvolgers waren verbonden aan de parochiekerk (ad ecclesia parochia), waaruit de overgang dus blijkt. De verheffing van kapel tot parochiekerk ging overigens niet gemakkelijk, omdat de Geervlietse moeder-kerk zich daarvoor offers moest getroosten, door verlies aan inkomsten. Na de rampspoed van 1530 en 1532 (doorbraak dijken) werden de kerkelijke bezittingen te gelde gemaakt en werd het Geervlietse kapittel ontbonden. Op last van Alva werd in 1571 een onderzoek ingesteld naar het kerkelijk leven op o.a. Voorne en Putten. Uit het in mineur geschreven "visitatie-rapport" bleek dat een trieste zaak te zijn. In Spijkenisse was er zelfs geen koster meer, zozeer was de bevolking na de rampspoed verarmd. Na de ReformatieDe kerk in Spijkenisse ging na 1574, het jaar waarin er voor het eerst een protestantse voorganger was, over naar wat eerst de Nederduitse Gereformeerde Kerk werd genoemd, die vervolgens overging in de Nederlandse Hervormde Kerk en in 2004 in de Protestantse Kerk in Nederland. Schout en schepenen van Spijkenisse traden op als kerkmeesters, verantwoordelijk voor het kerkgebouw. De schoolmeester was tevens koster, hield de toren vrij van duiven, raagde en witte (schilderde) jaarlijks de kerk en zette 's winters warme stoven in het onverwarmde kerkgebouw. De kerkeraad, bestaande uit ouderlingen, diakenen en de predikant, ging de kerk besturen. De ouderlingen en diakanen werden gekozen uit en door de belijdende leden van de kerk (zij die belijdenis hebben gedaan en jaarlijks een financiële bijdrage leveren). De ouderlingen en diakenen beroepen (kiezen en aanstellen) ook de nieuwe predikant als de oude vertrekt. Zij zitten tijdens kerkdiensten bij elkaar in speciaal voor hen gereserveerde banken; in de huidige opstelling is dat vooraan in het noordelijk schip, dicht bij de kansel. In de Franse tijd werd de scheiding van kerk en staat in Nederland ingevoerd. In de Staatsregeling van 1798 is bepaald dat het eigendom van kerkgebouwen per 1 mei 1798 werd gesplitst: de gebouwen werden eigendom van de kerkelijke gemeente, de kerktorens, inclusief de klokken, gingen over op de burgerlijke gemeenten (omdat die (ook) een publieke functie vervulden, er werden bijvoorbeeld dronkaards in opgesloten), zo ook die van Spijkenisse. Dit betekende o.a. dat de gemeente Spijkenisse (vanaf 2015 Nissewaard) verantwoordelijk werd voor onderhoud en restautarie van de toren. Dit is tot de dag van vandaag zo gebleven. Aan het einde van de 19e eeuw was er ook in Spijkenisse een kerkscheuring, met het ontstaan van de Gereformeerde Kerk; sinds 1890 hadden zij een eigen kerkgebouw aan het einde van de Voorstraat. Gedurende lange tijd heerste er een tweespalt tussen recht- (gereformeerden) en vrijzinnigen (hervormden). De scheiding betekende een gevoelige verarming voor het dorpsleven, voor het onderhoud van de kerk en voor de vele arme dorpsbewoners die ondersteund werden door de diakonie. In 1904 werd de zondagschool opgericht. Kinderen in de lagere-schoolleeftijd kregen één uur per week les in de Bijbel en in het zingen van liederen. Aanvankelijk werden zondagschoolbijeenkomsten in de Dorpskerk zelf gehouden, tussen 1963 en 1979 in buurthuis De Repelaer, waar meerdere ruimtes waren om de verschillende leeftijdsgroepen apart les te geven. Deze lessen werden gegeven door vrijwilligers die verbonden waren aan de kerk. Voor oudere kinderen, tussen 12 en 18, was er wekelijks catechisatie, gegeven door de predikant in de Dorpskerk zelf. Deze kinderen werden voorbereid op de belijdenis. Naast lessen in de Bijbel, werden ook andere geschriften behandeld, zoals uiteraard onderdelen van de belijdenis. Enkele voorgangersDe Dorpskerk heeft vele pastoors en na de Reformatie nog meer predikanten gehad. Hier alleen een kleine selectie.[19] Pastoors
In de verarmde parochies van na de rampspoed van 1530 en 1532 kende men pastoors, die deze naam nauwelijks waard waren. Toen bovendien in 1570 de Allerheiligenvloed ook het Putse land met groot geweld overmeesterde, was het zich net zo'n beetje herstellende Spijkenisse plotsklaps arm; de laatste pastoor verhuisde naar Nieuwenhoorn en verliet zijn parochie "als een kerkrat". Predikanten In 1574 hield een van Monster geleende predikant voor het eerst een hervormde kerkdienst in de Dorpskerk. Hij deed dat vanaf de trede(n) naar het koor en bleef enkele maanden. Twee jaar later kreeg Spijkenisse weer een eigen herder en leraar, nadat de pastorie vijf jaar had leeggestaan. Doch hij en veel van zijn opvolgers waren niet veel beter dan hun voorgangers en waren dan ook allerminst onbesproken naar hun afgelegen dorp gegaan, getuige de klachten en pikante berichten over hen in de classicale aktenboeken.
Over hun opvolgers is weinig meer bekend dan hun namen en perioden dat zij in Spijkenisse predikant waren. GebruikUiteraard wordt de kerk al eeuwenlang gebruikt voor christelijke erediensten: tot aan de Reformatie voor rooms-katholieke diensten, daarna voor protestantse, zowel voor de diensten op zondag en op kerkelijke feestdagen, alsook voor doopdiensten, huwelijksinzegeningen en rouwdiensten. En er werd zondagschool gehouden en catechisatie gegeven. Vanaf 1932 is de kerk de thuishaven van het Blommaerts kerkkoor.
Vooral na de restauratie van 1969 ook als:
Geraadpleegde bronnen, referenties en noten
Bronnen, noten en/of referenties
|
Portal di Ensiklopedia Dunia