BoetepsalmenDe boetepsalmen zijn een selectie van psalmen uit Psalmen in de Hebreeuwse Bijbel die een onderdeel vormden van de middeleeuwse getijdenboeken. Het gaat om de volgende psalmen: 6, 32, 38, 51, 102, 130, 143.[1] Boete doen en de psalmenDe middeleeuwse theologie werd beheerst door de eeuwige straf die zondaars zouden oplopen en de erfzonde in het algemeen. Boete en boetedoening stonden hierdoor centraal in de religieuze praktijk. Slechts door het tonen van berouw en door middel van de biecht kon men de redding van zijn ziel bewerken. Het dagelijks reciteren van de zeven boetepsalmen was een belangrijk middel om boete te doen. Ontwikkeling van de traditieDe traditie van het reciteren van de boetepsalmen wordt al vermeld in de periode van de hoogpatristiek (325 - 451). Possidius schrijft in de biografie van zijn vriend Augustinus (354-430) dat die enkele boetepsalmen liet overschrijven en aan zijn bed ophangen tijdens een ernstige ziekte. Ook Cassiodorus (460-580) vermeldde de boetepsalmen in zijn Expositio Psalmorum, hoewel hij geen lijst gaf van welke psalmen nu precies ‘boetepsalmen’ waren. De boetepsalmen werden gelezen bij de ziekenzalving en tijdens de stervensbegeleiding en de uitvaart. Men kon ze ook reciteren op bijzondere kerkelijke feestdagen zoals Aswoensdag. Men las de boetepsalmen uiteraard ook om zijn eigen zonden te bekennen en zijn berouw te tonen. Hoe belangrijk boete en berouw waren kan men afleiden uit het feit dat de boetepsalmen in nagenoeg elk getijdenboek waren opgenomen. Men nam aan dat koning David deze zeven psalmen had geschreven voor zijn eigen boetedoening waardoor ze werden opgenomen in het dagelijks koorgebed. Vanuit het brevier werden ze overgenomen naar het getijdenboek. In veel getijdenboeken werden de boetepsalmen ingeleid door een miniatuur van een tot God biddende David, maar vanaf het laatste kwart van de vijftiende eeuw werd het populair om de badende Batseba af te beelden. De badende Bathseba die door David was bespied, lag immers aan de basis van Davids schuld, namelijk de moord op haar echtgenoot, de soldaat Uria. In vroegere getijdenboeken werden de boetepsalmen dikwijls ingeleid met een miniatuur die het Laatste Oordeel voorstelde. LijstDe lijst van de boetepsalmen (nummering vulgaat) met de vertaling uit de Leuvense Bijbel van 1548 vindt men hieronder:
In de kunstDe boetepsalmen waren een geliefd onderwerp in de kunst. In de eerste plaats is er een ganse reeks van illustraties uit de middeleeuwse getijdenboeken, psalteria en breviaria die ofwel gebruikt werden om de sectie van de boetepsalmen in te leiden of elk van de boetepsalmen apart te illustreren. Maar ook in glasramen, paneelschildering en beeldhouwwerk werden de boetepsalmen frequent als onderwerp gebruikt.
Ook in de muziek waren de boetepsalmen als onderwerp vrij populair. Een van de bekendste werken is van de hand van Orlando di Lasso namelijk zijn Psalmi Davidis Poenitentiales, die hij componeerde in opdracht van hertog Albrecht V van Beieren in 1565 - 1570.[2][3] Een prachtig verlucht handschrift van dit werk bevindt zich in de Bayerische Staatsbibliothek in München (Mus.ms. A I en II). De tekst werd geschreven door Samuel Quickelberg en de verluchting is van de hand van de schilder en miniaturist Hans Mielich. Externe linkBronnen, noten en/of referenties
|
Portal di Ensiklopedia Dunia