In 1770 werd in Wenen voor het eerst een opera van Salieri uitgevoerd, Le donne letterate. Dit eerste grote succes beleefde hij in 1771 met de opera Armida. Na het overlijden van Florian Leopold Gassmann werd Salieri zijn opvolger als keizerlijke kamercomponist en dirigent aan de Italiaanse opera. Zo nam hij op 24-jarige leeftijd een van de belangrijkste functies in het Europese muziekleven in. In 1778 werd hij tot hofkapelmeester benoemd.
Scala van Milaan
Omdat hij andere verplichtingen had in Parijs, kon Christoph Willibald Ritter von Gluck de uitnodiging om het operaseizoen 1778 aan de Milanese Scala te openen, niet aannemen. Daarom kon Salieri's opera L'Europa riconosciuta zijn première beleven.
In 1784 ging in Parijs Salieri's opera Les Danaïdes in première. Het werk werd als gevolg van verschillende verwisselingen eerst aan zijn mentor Christoph Willibald Ritter von Gluck toegeschreven, die in de functie van operadirecteur zijn voorganger was geweest.
Het grootste succes kende Salieri als opvolger van Gluck in Parijs met de opera Tarare op 8 juni1787 weinige maanden voor het overlijden van Gluck. In 1790 overleed ook zijn beschermheer keizer Jozef II. De betrekkingen tot zijn opvolger keizer Leopold II waren van begin aan niet echt persoonlijk. In de herfst van hetzelfde jaar trad Salieri terug als keizerlijke kamer- en hofcomponist. De keizer gaf zijn goedkeuring onder de verplichting dat Salieri, ieder jaar ten minste één opera voor het hoftheater (Burgtheater) zou componeren.
Laatste opera
Tussen 1788 en 1804 schreef de componist 16 andere toneelwerken, waarvan Palmira regina di Persia succes kende. In 1804 werd met Der Neger in het Theater an der Wien zijn laatste opera opgevoerd. Hij trok zich uit het toneel terug. Hij had, schreef hij later, een duidelijke verandering in de smaak van het publiek waargenomen: Extravagantie en stilistische verwarring vervangen rationaliteit en majesteitelijke eenvoud. Desalniettemin bevorderde hij als hofkapelmeester ook nieuwe stromingen.
Organisator
In de vijftig jaren dienst aan het hof van Wenen heeft Salieri voor het Weens muziekleven ook organisatorisch veel belangrijks bijgedragen. Voor de sociale positie van de muzikanten werkte hij actief in de Weense Tonkünstler-Sozietät (een weldadigheidsvereniging voor de rechten van de musici); hij was van 1788 tot 1795 hun voorzitter. Van 1810 tot 1820 werkte hij mee aan het formuleren van de statuten van het keizerlijk staatsconservatorium in Wenen. Verder was hij medeoprichter van de Gesellschaft der Musikfreunde. Hij organiseerde en leidde het muzikaal programma tijdens het Congres van Wenen in 1814/1815.
De zeer productieve componist Antonio Salieri werd nu gezien als de persoon, die op de achtergrond de lijnen bijeentrok, vooral in het Weense muziekleven. Salieri was de verbindende persoon tussen de epochen: hij was in Wenen de opvolger van de generatie van Johann Joseph Fux en Christoph Willibald Ritter von Gluck en was getuige van de werkzaamheid van Wolfgang Amadeus Mozart, hij beheerste van 1784 tot 1788 tegelijkertijd de Parijse opera en was leraar van vele tussen 1770 en 1810 geboren kunstenaars.
Tegen de bevriende componist Ignaz Moscheles, die bij hem gestudeerd had, sprak de onder wanen en depressies lijdende oude man
"Sie wissen ja – Mozart, ich soll ihn vergiftet haben. Aber nein, Bosheit, lauter Bosheit! Sagen Sie es der Welt, lieber Moscheles, der alte Salieri, der bald stirbt, hat es Ihnen gesagt". "U weet wel – Mozart, ik zou hem vergiftigd hebben. Maar neen, kwaadsprekerij, louter kwaadsprekerij! Zegt u het de wereld, beste Moscheles, de oude Salieri, die weldra sterft, heeft het u gezegd".
Zijn biograafIgnaz von Mosel schreef in 1827:[1] "Salieri was eerder klein- dan forsgebouwd. Vet noch mager, hij had een bruine huid, levendige ogen, zwart haar en een cholerisch temperament, snel opgewonden maar kon, zoals Horatius, tot zichzelf zeggen "tamen ut placabilis essem".[2]
De woede week steeds snel voor nadenkendheid. Hij hield van orde en reinheid, kleedde zich volgens de mode maar zo dat zijn kleding steeds bij zijn leeftijd paste. Van gokken hield hij niet. Hij dronk alleen water maar was ongewoonlijk verzot op taart en suikerwerk. Lezen, muziek maken en eenzame wandelingen waren zijn liefste tijdsverdrijf. Hij had een hekel aan ondankbaarheid en rekende daarentegen het tonen van dankbaarheid tot zijn aangenaamste plichten. Hij deed graag goeds, hielp waar hij kon en zijn beurs ging altijd open om mensen in moeilijkheden te helpen.."[1]
Dood
Nadat Salieri tot zijn zeventigste verjaardag, afgezien van het op portretten goed zichtbare verlies van zijn tanden, goed gezond was gebleven, trad na 1821 een langzaam lichamelijk en geestelijk verval in. In oktober 1823 werd hij met verlammingsverschijnselen aan de benen in het algemene ziekenhuis in Wenen opgenomen. Na langere tijd thuis bedlegerig te zijn geweest ontving de vrome katholiek op 7 mei 1825 de sacramenten. Hij overleed die dag om acht uur 's avonds. Als doodsoorzaak werd in de krant „Brand der Alten“ genoemd.
De uitvaart vond met veel plechtigheid in de Minorietenkerk plaats waar zijn leerlingen Salieri's Requiem in c mineur ten gehore brachten. Eerst werd het lichaam op het Matzleinsdorfer Friedhof begraven. Salieri werd later herbegraven op het Wiener Zentralfriedhof, hij rust nu onder een obelisk, links van de ingang in een van de eregraven van de zogeheten "Altbekannten". Zijn leerling Weigel schreef het grafschrift.[3]
Salieri in fictie
Mozarts dood en Salieri's veronderstelde rol daarin gaven aanleiding tot vele geruchten, die diverse kunstenaars tot fictie hebben geïnspireerd. Aleksandr Poesjkin schreef in 1830 het korte toneelstuk Mozart en Salieri (Моцарт и Сальери). Door de belangstelling voor het onderwerp werd dit als enige theaterstuk van Poesjkin tijdens zijn leven opgevoerd. Nikolaj Rimski-Korsakov baseerde in 1897 zijn korte opera Mozart i Salieri op Poesjkins stuk. Het was in 1980 ook de basis van het toneelstuk Amadeus van Peter Shaffer. Daarvan verscheen in 1984 een verfilming, ook getiteld Amadeus en geregisseerd door Miloš Forman. Deze film won acht Oscars, waaronder die voor 'Beste Film' en ‘Beste acteur’ (voor F. Murray Abraham als vertolker van Salieri). De beide toneelstukken, Rimski's opera en de film droegen bij aan de beeldvorming bij een groot publiek van Salieri als een sinistere figuur die jaloers is op Mozarts talent en succes. De werken zijn echter grotendeels gebaseerd op fictie. Mozart en Salieri hadden in werkelijkheid wederzijds respect voor elkaar. Salieri dirigeerde zelfs verscheidene van Mozarts religieuze werken tijdens de kroningsfeesten voor keizer Leopold II in Praag.[4] Het feit dat hij hem bij deze belangrijke gelegenheid zo op de voorgrond liet treden, wijst op zijn waardering voor Mozart. Na de dood van Mozart was Salieri enige tijd muziekleraar van diens jongste zoon, Franz Xaver.
Composities
Werken voor orkest
1770 Concert in D-groot (Trippelconcert), voor viool, hobo, cello solo en orkest
Allegro moderato
Cantabile
Andantino [con variazioni]
1773 Concert in C, voor orgel en orkest
Allegro ma non molto
Allegro assai
1773 Concert in C-groot, voor piano en orkest
Allegro maestoso
Larghetto
Andantino
1773 Concert in Bes-groot, voor piano en orkest
Allegro moderato
Adagio
Tempo di Minuetto
1774 Concert in C-groot, voor dwarsfluit, hobo en orkest
Allegro spirituoso
Largo
Allegretto
1775 Sinfonia "Il giorno onomastico" in D-groot voor orkest
Allegro, quasi presto
Larghetto
Minuetto e trio
Allegretto
1777 Concert (Concertino da camera) in G-groot, voor dwarsfluit en strijkorkest
1815 26 variaties over "La Follia di Spagna", voor groot orkest
Sinfonia "Veneziana" in D-groot, voor orkest
Sinfonia "La Tempesta di Mare" in Bes-groot, voor orkest
Missen, oratoria, cantates en gewijde muziek
Missen
1767 Missa stylo a cappella in C-groot, voor gemengd koor
1788 Hofkapellmeistermesse (Kaisermesse) in D-groot, voor gemengd koor en orkest
1799 Proklamationsmesse in C-groot, voor dubbelkoor en orkest
1804 Requiem in c-klein, voor solisten, gemengd koor en orkest
1805 Missa in Re-minore, voor solisten, gemengd koor en orkest
1809 Missa in Sib-maggiore, voor solieten, gemengd koor en orkest
1815-1820 Requiem in d-klein, voor gemengd koor en orkest (alleen maar fragmenten)
Oratoria
1776 La Passione di Nostro Signore Gesù Cristo, oratorium voor solisten, gemengd koor en orkest - libretto: Pietro Metastasio - première: 18 december 1777, Wenen, Tonkünstlersozietät
1791 Davidde, oratorium voor solisten, gemengd koor en orkest (fragment)
1791 Saul, oratorium voor solisten, gemengd koor en orkest (fragment)
1803 Gesù al limbo, oratorium voor solisten, gemengd koor en orkest
Cantates
1774-1775 Il Trionfo della Gloria e della Virtù, cantate voor twee sopranen, tenor, gemengd koor en orkest
1774-1775 La Sconfitta di Borea, cantate voor solisten, gemengd koor en orkest
1787-1788 Le Jugement dernier, cantate voor tenor, gemengd koor en orkest
1796 La Riconoscenza, cantate voor sopraan, vijfstemmig gemengd koor en orkest
1799 Der Tyroler Landsturm, cantate voor sopraan, tenor, bas, gemengd koor en orkest
1800 La Riconoscenza de' Tirolesi, cantate voor gemengd koor en orkest
1802-1803 L'Oracolo, cantate voor solisten, gemengd koor en orkest
1805-1806 Habsburg, cantate voor tenor, bas, gemengd koor en orkest
1808 Cantata per le nozze di Francesco I, cantate voor solisten, gemengd koor en orkest
1819 Die vier Tageszeiten, cantate voor gemengd koor en orkest
1820 Du, dieses Bundes Fels und Gründer, cantate voor gemengd koor en orkest
Andere kerkmuziek
1790 Te Deum laudamus de Incoronazione, voor de kroning van keizer Leopold II
(de) Rudolf Angermüller: Antonio Salieri. Sein Leben und seine weltlichen Werke unter besonderer Berücksichtigung seiner großen Opern. Dissertatie Salzburg 1970, München: Katzbichler 1974. 384 pag.
(de) Volkmar Braunbehrens: Salieri. Ein Musiker in Schatten Mozarts. Piper, München, 1989, 312 pag.
(en) Edward Elmgren Swenson: Antonio Salieri. A documentary biography, Cornell. 1974. Dissertatie.
↑ abIgnaz von Mosel, Über das Leben und die Werke des Anton Salieri. Wallishausser, Wien, 1827. Herdruk: Bock, Bad Honnef, 1999.
↑Bij Horatius staat "irasci celerem tamen ut placabilis essem" als beschrijving van zijn eigen karakter in een brief 1:20:25. In het Nederlands vertaald "snel boos en weer snel weer gekalmeerd".
↑Christian Blankenstein, Vergessen-Verkannt-Verfemt. Auf den Spuren (fast) vergessener Österreicher, Bautz 2008