Andrée Bonhomme
Andrée Marie Clémence Bonhomme (Maastricht, 1 december 1905 – Brunssum, 1 maart 1982) was een Nederlandse componiste, pianiste en muziekdocent. Zij heeft een omvangrijk oeuvre nagelaten van liederen, composities voor orkest, koor en kamermuziek. BiografieAndrée Bonhomme kreeg vanaf 1913 als zevenjarige pianolessen van Maria Gielen, dochter van de bekende musicus Peter Gielen.[noot 1] In maart 1914 werd Maria Gielen docente aan de Muziekschool Jenny Goovaerts, opgericht door deze Maastrichtse sopraan in een periode dat de Stedelijke Muziekschool in verval was.[2] In 1920 fuseerde Muziekschool Jenny Goovaerts met de Stedelijke Muziekschool en werd Maria Gielen docente piano aan het nieuwe instituut. Haar leerlingen verhuisden mee, zodat Andrée Bonhomme als vijftienjarige nog altijd pianolessen kreeg van haar eerste docente.[3] Middelbaar onderwijs volgde zij aan de MULO.[noot 2] In 1921 behaalde Andrée Bonhomme haar diploma MULO-A.[5] Ofschoon zij een carrière in de muziek ambieerde, vond haar vader dat zij eerst een ‘nuttige’ opleiding moest volgen, zodat zij iets had om op terug te vallen, wanneer het in de muziek niet zou lukken. Zo ging de zestienjarige naar de kweekschool en behaalde in 1924 haar akte als onderwijzeres bij het lager onderwijs, gevolgd door de hoofdakte in 1927. Dit betekent dat zij een aantal jaren voor de klas moet hebben gestaan en zo in haar levensonderhoud heeft voorzien.[6] Naast haar middelbare school en latere baan in het onderwijs ging de muziekstudie door. Vanaf ongeveer 1920 kreeg de vijftienjarige Andrée Bonhomme solfègelessen van Guus Olterdissen. Vanaf dat jaar volgde zij ook lessen in theorie, harmonieleer en muziekgeschiedenis bij de musicus Henri Hermans. In 1925 deed zij eindexamen aan de muziekschool met als hoofdvak piano.[5] Inmiddels was in 1924 aan de muziekschool een vakopleiding toegevoegd en daarmee lag de weg naar een muzikale carrière open. Vanaf 1926 kwam zij er permanent onder de hoede van Hermans, die inmiddels directeur van de school en de vakopleiding was. Bij hem studeerde zij opnieuw theorie en kompositie. Onder supervisie van Alphons Crolla[noot 3] studeerde zij voor het hoofdvak piano. In juli 1929 legde zij het theoretisch examen af, in juli 1930 het praktisch gedeelte (beide met 'zeer goed), waarmee zij haar diploma behaalde.[noot 4] Omdat zij de lat voor zichzelf nog wat hoger wilde leggen, legde zij in juli 1931 in Den Haag nog het theoretische gedeelte van de studie 'Piano-B' af, opnieuw met uitstekende resultaten.[noot 5] Aan het tweede gedeelte van het staatsexamen 'Piano-B' zou zij door familieomstandigheden nooit toekomen.[9] Bij Hermans zou zij ook na haar examen de lessen voor de akte theorie nog enige tijd voortzetten. Reeds tijdens haar meisjesjaren, vanaf 1923, speelde Andrée Bonhomme met enige regelmaat bij openbare presentaties van de muziekschool. Per 1 september 1927 kreeg zij een aanstelling bij het MSO als bespeelster van toetsinstrumenten, zoals de piano en de celesta, ter begeleiding van onder meer recitatieven. Op Tweede Kerstdag 1928 maakte zij haar debuut als soliste met het pianoconcert in A (KV 488) van Mozart en als componiste, daar het orkest tevens haar compositie ‘Drie schetsen’ (opus 26, 27 en 28) ten gehore bracht.[10] Dat componeren had een lange voorgeschiedenis. Als tien- of elfjarige begon Andrée Bonhomme reeds melodietjes te componeren. Hierin werd zij aangemoedigd door de musicus Charles Smulders, die haar talent onderkende. Uit een verzamelhandschrift uit 1924 blijkt, dat zij omstreeks haar 21-ste verjaardag reeds een flinke ontwikkeling op dit gebied had doorgemaakt. Na haar eindexamen (1930) kwam zij in contact met de Franse meester-componist Darius Milhaud, die haar aannam als leerlinge. In de periode 1930-1937 reisde Andrée regelmatig naar Parijs, waar haar beroemde leermeester haar compositorisch werk soms streng beoordeelde, ‘maar steeds een vriendelijke leraar blijft, die stimulerende en opbouwende kritiek geeft. (…) Milhaud heeft haar het handwerk goed geleerd, resp. geperfectioneerd wat al aanwezig was. Zijn eigen stylistische stempel heeft hij niet op haar gedrukt en daarmee voorkomen dat zij een “copie van Milhaud” zou worden.’ [11] Na het voltooien van haar studies bewandelde Bonhomme twee wegen. Enerzijds werkte zij als pianiste mee aan uitvoeringen van het MSO, anderzijds was zij van 1932 tot 1970 als lerares muziektheorie en piano verbonden aan de Heerlense muziekschool.[12] Haar carrière bij het MSO werd tijdens de Tweede Wereldoorlog onderbroken door de instelling van de Kultuurkamer. Nadat ze reeds in januari 1941 had geweigerd de niet-Joodverklaring te tekenen, trad de Kultuurkamer voor musici op 1 april 1942 in werking. Orkestmusici werden geacht zich collectief aan te melden, maar Andrée Bonhomme weigerde dus en nam vrijwillig ontslag.[noot 6] Na de bevrijding in september 1944 zou zij tot 1947 weer deel uitmaken van het MSO, maar in de oorlogsjaren beperkte zij ook het uitvoeren van haar eigen werk tot huisconcerten.[8] Andrée Bonhomme bleef ongehuwd. In december 1970 ging zij officieel met pensioen, al bleef zij op eigen verzoek aan de Heerlense muziekschool verbonden om haar laatste leerlingen te begeleiden tot een bepaald niveau. In 1972 maakte een hersenbloeding abrupt een einde aan haar activiteiten. Eind 1977 werd zij opgenomen in een verpleeghuis. In het voorjaar van 1979 verhuisde zij naar ‘Huize Louise’, toen een exclusief rusthuis te Brunssum. Andrée Bonhomme was een kettingrookster; ze rookte twee pakjes sigaretten per dag. Na in slaap gevallen te zijn met een brandende sigaret in de hand, overleed zij op 1 maart 1982 aan de daardoor opgelopen verwondingen.[8] Ze werd 76 jaar en werd begraven bij haar ouders, op de Algemene Begraafplaats aan de Tongerseweg te Maastricht.[14] EerbewijzenIn 1972 werd haar de eremedaille in goud in de Orde van Oranje Nassau uitgereikt. Tevens ontving zij een permanente financiële toelage van het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM). NalatenschapEr is vrij veel werk van Andrée Bonhomme bewaard gebleven.[noot 7] De musicoloog dr. Hans van Dijk telde tot in 1958 101 nummers. Een voorgenomen vocalise is niet meer tot stand gekomen. Na zijn intensieve inventarisatie van het archief zijn de manuscripten, partituren en persoonlijke bescheiden op 15 augustus 1995 overgebracht naar het Gemeentemuseum te Den Haag (nu: Kunstmuseum Den Haag), waar de collectie is opgenomen in de afdeling ‘archieven van Nederlandse componisten’. De partituren van alle voltooide werken zijn zowel op microfilm als in fotokopie beschikbaar in een speciaal ‘schaduwarchief’ bij het Gemeentearchief Maastricht (nu: Historisch Centrum Limburg). WerkenIn het onderstaande overzicht [bron?] ontbreekt een tiental vroege werken, waarvan het oudste - 't Lied der dennen - gedateerd is op 24 december 1920.[noot 8] Volgens Andrée Bonhomme zelf was dit reeds vroeger ontstaan en wel omstreeks 1916.[15] Liederen1926 Larme et Perle (opus 13), tekst: Prosper Blanchemain. Pianowerken1927 Zes schetsen voor piano (opus 19, 20, 22, 23, 24 en 25). Kamermuziek1926 Romance (opus 18) voor viool en piano. Orkest- en koorwerken1925 Intermezzo (opus 14) voor strijkorkest met solo-fluit. Trivia
Discografie
Externe links
Bronnen, noten en verwijzingen
|
Portal di Ensiklopedia Dunia