Voorjaar - Keizer Otto II ("de Rode") sluit een vredesverdrag met koning Lotharius III (II) in Margut. Lotharius ziet af van zijn aanspraken op Lotharingen, terwijl Otto belooft Lotharius' zoon Lodewijk V ("de Nietsdoener") te erkennen als de rechtmatige erfgenaam van het West-Frankische Rijk. Het verdrag veroorzaakt spanningen tussen Lotharius en zijn vazal Hugo Capet, die zijn macht versterkt om meer invloed te krijgen op de opvolging.
11 juni - Vladimir I ("de Grote"), grootvorst van Kiev, consolideert zijn territorium van het huidige Oekraïne tot aan de Baltische Zee. Hij wordt uitgeroepen tot heerser van het Kievse Rijk. Kort daarna wordt het vorstendom Polotsk en Smolensk verovert door Vladimir. In Kaniv (of Rodja) wordt Vladimir's broer Jaropolk I (die zich verschanst heeft in de belegerde stad) tijdens vredesonderhandelingen door Kievse edelen (bojaren) vermoordt.
Herfst - Otto II ("de Rode") vertrekt op zijn eerste expeditie naar Italië. Hij laat de regering over aan aartskanselier Willigis. Otto wordt vergezeld door zijn vrouw, keizerin Theophanu.[1]