Na zijn studie in Leiden ging hij in militaire dienst, om vervolgens theologie te gaan studeren in Utrecht. Omdat hij weigerde de loyaliteitsverklaring te tekenen, werd hij in 1943 in het kader van de Arbeitseinsatz tewerkgesteld in Berlijn. In de oorlog publiceerde hij in het illegale tijdschrift Parade der Profeten. Na de oorlog werd hij eerst hulppredikant, later Nederlands-hervormd predikant in Hardenberg (1946).
Daarna bleef hij studiesecretaris, maar werd hij hulppastor van de gemeente Rozendaal in Gelderland (1961). Hij bleef er tot 1971, waarna hij naar Ellecom verhuisde. In 1973 kreeg hij opnieuw een fysieke en psychische inzinking die in 1975 resulteerde in een emeritaat. In 1978 vestigde hij zich in Utrecht. Later ging hij over tot de oudkatholieke Kerk.
Barnard was altijd meer dichter en theoloog dan gemeentepredikant. Er staan talrijke dichtbundels op zijn naam alsook publicaties met teksten voortgekomen uit een liturgische praktijk van jaren. Hij geldt als een van de belangrijkste dichters zowel wat strofische psalmvertalingen betreft als nieuwe gezangen en vertalingen van anderstalige gezangen in het Liedboek voor de Kerken. Hieraan werkte hij jarenlang in de groep dichters van Het landvolk. Dit was met Ad den Besten, Muus Jacobse, J.W.Schulte Nordholt en Jan Wit.
Hij overleed in 2010 op 90-jarige leeftijd. Barnard ligt begraven op Begraafplaats Soestbergen in Utrecht.
1956 - In: Mijn boek van vroeger en van nu : zeven auteurs vertellen over de rol die het boek in hun leven speelde, Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels, Amsterdam, 1. J.C. Bloem, Boeken en ik, 2. F. Bordewijk, Alfa en Omega, 3. Raymond Brulez, Van Genoveva tot Leone, 4. Guillaume van der Graft, Het eerste en het laatste boek, 5. Hella S. Haasse, Mijn boek van vroeger en van nu, 6. P. Minderaa, Mijn boek van van vroeger en van nu, 7. Gabriël Smit, Van Dik Trom tot Pascal, 65 p, ill, 19 cm[1]
Th. Marius van Leeuwen: 'Willem Barnard / Guillaume van der Graft (Levensbericht)'. In: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, 2012-2013, pag. 28-39. Volledige tekst