Walter Edmond Clyde Todd
Walter Edmond Clyde Todd (Smithfield (Ohio), 6 september 1874 – Beaver (Pennsylvania), 25 juni 1969), meestal W.E. Clyde Todd genaamd, was een Amerikaanse ornitholoog, museumconservator en natuurbeschermer. BiografieIn 1891 verliet Todd de middelbare school en ging werken als loopjongen op het Amerikaanse ministerie van landbouw in Washington D.C., waar hij een collectie vogelmagen op alcohol administratief moest verwerken. Daar ontmoette hij bekende natuuronderzoekers waaronder de ornitholoog Robert Ridgway die voor hem een rolmodel vormden. In 1898 kreeg hij de kans om voor het zojuist opgerichte Carnegie Museum in Pittsburgh vogelspecimens te gaan verzamelen in West-Pennsylvania. Hij kreeg er een baan als assistent en bleef zijn hele werkzame leven verbonden aan dit museum. Hij werkte daar tot ver na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Hij trouwde in 1907 en werd in 1927 weduwnaar maar had geen nakomelingen. Een stuk land van 91 ha dat hij erfde in Beaver County (Pennsylvania), schonk hij aan de plaatselijke afdeling van de National Audubon Society als vogelreservaat, het Todd Nature Reserve. In zijn (postuum) in 1972 uitgegeven boek Birds of the Buffalo Creek region uitte hij zijn zorgen over de wildgroei van stadsuitbreidingen, de versnippering van het landschap en klimaatverandering. Ook betoonde hij zich kritisch over de verzamelwoede van vogelliefhebbers bij het aanleggen van eigen collecties met eieren. In 1890 werd hij lid van de American Ornithologists' Union en in 1916 werd hij Fellow. In 1965, op 90-jarige leeftijd, hield hij op de jaarvergadering een rede getiteld The American Ornithologists' Union—a seventy years' retrospect." Zijn werk en nalatenschapEerst deed hij veldwerk in Pennsylvania en later in Noordoost-Canada (het schiereiland Labrador). Hij scheef publicaties over de vogels in deze gebieden met taxonomische overzichten en beschrijvingen van nieuwe vogelsoorten. Aldus breidde hij de verzameling vogelspeciemsn voor het museum uit. Hij nam deel aan meer dan 20 expedities in het Noordpoolgebied. Uit vrees voor tropische ziekten deed hij nooit veldwerk in Midden- en Zuid-Amerika, maar hij beschreef wel een groot aantal vogelsoorten die voor het museum in Latijns Amerika werden verzameld en ook een boek over de vogels in de Sierra Nevada de Santa Marta in Colombia. Hij produceerde 87 publicaties waaronder 15 boeken en beschreef 26 nieuwe vogelsoorten waaronder de Santa-Martaparkiet (Pyrrhura viridicata) en Todds nachtzwaluw (Setopagis heterura).[1] Boeken (selectie)
Bronnen, noten en/of referenties
|