Vasili Sokolovski
Vasili Danilovitsj Sokolovski (Russisch: Соколовский, Василий Данилович) (Kozliki, Gouvernement Grodno, 21 juli 1897 - Moskou, 10 mei 1968) was een maarschalk van de Sovjet-Unie en Held van de Sovjet-Unie die vocht in de Tweede Wereldoorlog. JeugdVasily werd geboren in een gezin van arme boeren in het dorp Kozliki in het Russische gouvernement Grodno. In 1905 studeerde hij af aan een parochiale school en vanaf dat jaar werkte hij als dagloner bij een leerlooierij in Zabloedovo terwijl hij aan zelfstudie deed. In 1912 studeerde hij cum laude af aan een lerarenschool met twee klassen en in 1918 studeerde hij af aan het lerarenseminarie van Nevelsk. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij als seminarist niet dienstplichtig, maar na de mobilisatie legde hij in 1915 enkele maanden mee verdedigingslinies aan. Russische BurgeroorlogTijdens de Russische Burgeroorlog trad hij in februari 1918 als een van de eersten als vrijwilliger in militaire dienst in het Rode Leger. In mei 1918 studeerde hij af aan de voor het eerst georganiseerde cursus van militaire instructie[1] in Moskou en hij werd naar het oostelijk front gestuurd als commandant van een compagnie in het 2e Oeralregiment. Vanaf juni 1918 was hij stafchef van het bataljon en instructeur van het Rode Garde-detachement van Lapatysjkin. Vanaf juli 1918 was hij commandant van een compagnie van het 2e Bergregiment. Vanaf augustus was hij assistent-commandant van dat regiment. Van september 1918 was hij waarnemend commandant van dat regiment.[2] Van oktober 1918 tot juni 1919 studeerde hij aan de Militaire Academie van het Rode Leger. Hij vocht met het 10e Leger bij Tsaritsyn en in de Kaukasus. Van juni tot december 1919 was hij assistent-stafchef van de 32e divisie infanterie en tijdelijke commandant van een brigade van die divisie aan het zuidelijk front. Van 19 juli tot 7 augustus 1919 leidde hij de divisie cavalerie van het 5e Leger. Van 6 oktober tot 16 oktober 1919 was hij hoofd van de 13e Siberische divisie cavalerie. Van december 1919 tot juni 1920 studeerde hij aan de militaire academie. Vanaf juni 1920 werkte hij op het hoofdkwartier van het 11e Leger in de Noord-Kaukasus. Vanaf augustus 1920 was hij assistent-stafchef van de 32e Infanteriedivisie voor het operationele deel. Vanaf september 1920 was hij tijdelijke stafchef van de divisie. Van november 1920 tot oktober 1921 studeerde hij opnieuw aan de militaire academie. Eind 1921 was hij een van de drie besten die afstudeerden aan de Militaire Academie van het Rode Leger.[3] Van oktober 1921 tot april 1922 was hij assistent van het hoofd van de operationele afdeling van het Turkestan-Front. Vanaf april 1922 was hij stafchef van de 2e divisie fuseliers van Turkestan en van de Fergana- groep. Vanaf mei 1924 was hij commandant van de 2e divisie fuseliers van Turkestan en commandant van de Fergana-groep. Hij vocht in de strijd tegen de Basmatsjiopstand en liep een kogelwond op. Vanaf augustus 1924 was hij stafchef van de 14e infanteriedivisie van het militair district Moskou. Van oktober 1926 tot juli 1930 was hij stafchef van het 9e legerkorps fuseliers in het militair district Noord-Kaukasus. In 1928 studeerde hij af aan de Froenzeacademie. Vanaf januari 1929 stafchef van het 5e korps fuseliers in het militair district Wit-Rusland op het hoofdkwartier te Babroejsk. Van juli 1930 tot januari 1935 was hij commandant van de 43e infanteriedivisie van het militair district Wit-Rusland. In 1931 werd hij lid van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie. Van januari tot mei 1935 was hij plaatsvervangend stafchef van het militair district Wolga-Oeral. Van mei 1935 tot april 1938 was hij stafchef van het militair district Wolga-Oeral. Van april 1938 tot februari 1941 was hij stafchef van het militair district Moskou. Van februari tot juni 1941 was hij tweede plaatsvervangend chef van Stavka voor organisatie en mobilisatie. Tweede WereldoorlogVan juni tot juli 1941 was hij plaatsvervangende chef van Stavka. Van juli 1941 tot januari 1942 was hij stafchef van het Westelijk Front In de eerste maanden van de oorlog leverde het Westelijk Front onder leiding van Sokolovski de Slag om Smolensk en de Slag om Moskou om tot diepteverdediging te komen. Hij plande het tegenoffensief tegen Operatie Taifun bij Moskou van 1941-1942 en de Rzjev-Vjazma operatie van 1942. Van januari tot 31 maart 1942 was hij opnieuw eerste plaatsvervangend chef van Stavka. Van mei 1942 tot februari 1943 was hij stafchef van het Westelijk Front. Van februari 1943 tot april 1944 was hij commandant van het Westelijk Front, wiens troepen, in samenwerking met andere Fronten, de Operatie Büffel en operatie Koetoezov bij Orjol en de Slag bij Smolensk (1943) uitvoerden. Wegens mislukkingen in de offensieve operaties van Orsja en Vitebsk in april 1944 werd hij ontslagen als commandant van het Westelijk Front. Van april 1944 tot april 1945 was hij stafchef van het 1e Oekraïense Front. Van april tot juni 1945 was hij plaatsvervangend commandant van het 1e Wit-Russische Front In deze functies droeg hij bij aan de planning, voorbereiding en uitvoering van de strategische offensieve operaties Lviv-Sandomierz, het Weichsel-Oderoffensief en de Slag om Berlijn. Hij was op 8 mei 1945 aanwezig bij de ondertekening van de onvoorwaardelijke overgave van Duitsland.[4] Op 29 mei 1945 werd Sokolovski Held van de Sovjet-Unie "voor de bekwame leiding van de militaire operaties van de troepen en persoonlijke moed." [4] Na de oorlogVanaf juli 1945 werd hij eerste plaatsvervangend opperbevelhebber en van 10 april 1946 tot 29 maart 1949 opperbevelhebber van de Sovjet-bezettingszone in Duitsland en opperbevelhebber van de Groep van Sovjetstrijdkrachten in Duitsland en tegelijk lid voor de Sovjet-Unie van de Geallieerde Controleraad in Duitsland tot hij op 20 maart 1948 opstapte. Hij voerde de Blokkade van Berlijn uit en Jozef Stalin beloonde hem met een Leninorde. Hij was afgevaardigd op de Opperste Sovjet van de Unie van Socialistische Sovjetrepublieken op de 2e en 7e congressen van 1946 en 1968. Vanaf maart 1949 was hij 1e vice-minister van Defensie van de Sovjet-Unie. Van 1952 tot 1961 was hij lid van het Centraal Comité van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie. Van juni 1952 tot april 1960 was hij chef van de generale staf en vice-Minister van Defensie van de Sovjet-Unie. Hierbij gebruikte hij zijn militaire kennis, gevechts- en praktische ervaring in commando- en stafwerk bij het trainen en opleiden van troepen, verbeterde de Sovjet strijdkrachten en ontwikkelde de militaire wetenschap. Sinds het voorjaar van 1960 - inspecteur-generaal van de Groep van inspecteurs-generaal van het Ministerie van Defensie van de USSR. Op 24 maart 1965 ondertekende hij een brief aan het presidium van het Centraal Comité van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie om Moskou tot Heldenstad uit te roepen. Op 8 mei 1965 werd hij ereburger van Berlijn maar dit werd op 29 september 1992 na die Wende herroepen. Hij overleed op 10 mei 1968. De urn met zijn as is bijgezet in de Kremlinmuur-necropolis op het Rode Plein in Moskou.[5] GezinZijn echtgenote was Anna Petrovna Bazjenova (1901–1977). Ze kregen in 1923 een zoon Jevgeni en in 1924 een dochter Svetlana. Een andere dochter stierf jong. Militaire graden
OnderscheidingenBinnenlandse
Buitenlandse
Oordeel van tijdgenotenDe GKO-commissie van Stavka in rapport nr. M-715 van 11 april 1944:
Maarschalk van de Sovjet-Unie Aleksandr Vasilevski:
De stafchef van het Westelijk Front en het 3e Wit-Russische Front, kolonel-generaal Aleksandr Pokrovski:
Johannes Althaus schreef in Die Welt:
Nagedachtenis
Bibliografie
Bronnen, noten en/of referenties
|
Portal di Ensiklopedia Dunia