The Miller's TaleThe Miller's Tale (Middelengels: The Milleres Tale) is het tweede verhaal uit The Canterbury Tales van Geoffrey Chaucer. Het wordt verteld door de 'Miller' (molenaar) als reactie op The Knight's Tale, waar de pelgrims zonet naar geluisterd hebben. Eigenlijk is het aan de 'Monk' (monnik) om het volgende verhaal te vertellen, maar daar steekt de 'Miller' een stokje voor. Zijn verhaal gaat over een jaloerse, oude timmerman, die getrouwd is met een mooie, jonge vrouw. De timmerman wordt voor de gek gehouden door haar jonge aanbidder, die op zijn beurt te maken krijgt met een boze rivaal. The Miller's Tale wordt beschouwd als het liederlijkste van The Canterbury Tales. Het is een satirische fabliau. Mogelijk is het bedoeld als een parodie op The Knight's Tale dat over de hoofse liefde gaat. DateringDe precieze datum waarop Chaucer The Miller's Tale schreef is niet bekend, maar zijn dichterlijke vaardigheid had toen al wel een hoogtepunt bereikt. Chaucer schreef dit verhaal bovendien nadat hij besloten had een raamvertelling samen te stellen. The Miller's Tale is specifiek geschreven om The Knight's Tale op te volgen en om gekoppeld te worden aan The Reeve's Tale. Chaucer wist toen ook al hoe hij de verhalen in volgorde kon zetten, namelijk door de pelgrims onderling met elkaar te laten communiceren en door contrasterende[1] of parallelle[2] verhalen naast elkaar te plaatsen. [3] Daardoor nemen veel academici aan dat Chaucer The Miller's Tale in de latere jaren van zijn werk aan The Canterbury Tales schreef.[4] TekstThe Miller's Tale, gebruikelijk afgekort tot 'MilT'[5] , behoort tot fragment I (A). Dit fragment is in alle manuscripten zeer samenhangend en The Miller's Tale werd niet afzonderlijk gekopieerd. De verschillen in de tekst van de manuscripten zijn over het algemeen miniem. Uit het Hengwrt Chaucer manuscript en sommige andere manuscripten zijn de volgende twee coupletten weggelaten.[3]
Chaucers beschrijving van de 'Miller'In de General Prologue introduceert Chaucer de 'Miller' als een potige kerel, met stevige spieren en botten.
Overal waar hij komt, pocht hij daarmee en hij wint steevast iedere worstelwedstrijd. Hij is kort van gestalte en breedgeschouderd. Er is geen deur die hij niet uit haar scharnieren kan heffen of open kan krijgen door er met zijn hoofd op in te beuken. Zijn brede rosse baard ziet eruit als een spade en op het topje van zijn neus staat een wrat met daarop een toefje rosse haren. Zijn brede neusgaten zijn zwart. Aan zijn zijde draagt de 'Miller' een zwaard en een rond schild. Met een mond zo groot als een fornuis is hij een vuilbek en een hansworst. Hij weet goed hoe je graan moet stelen, en rekent vaak drie keer het loon waar hij recht op heeft. Hij is gekleed in een witte mantel en een blauwe kap. Blazend en spelend op zijn doedelzak verlaat hij samen met het gezelschap de stad. SynopsisThe Miller's PrologueNadat iedereen tot de conclusie is gekomen dat het verhaal van de 'Knight' zeer hoogstaand is en waard om onthouden te worden, vraagt Harry Bailly, de 'Host', aan de 'Monk' om deze prestatie te evenaren met zijn verhaal. Hij wordt echter onderbroken door de dronken 'Miller', Robyn, die nog nauwelijks op zijn paard kan zitten. De 'Miller' beweert dat hij een verhaal kent, dat het verhaal van de 'Knight' kan 'vergelden'. Ondanks de beste inspanningen van de 'Host', blijft de 'Miller' volhouden dat hij zijn verhaal wil vertellen en hij dreigt ermee anders het gezelschap te verlaten. Pelgrim Chaucer verontschuldigt zich alvast voor de woorden die hij hier nu moet herhalen. Hij dringt er bij de lezer op aan om, indien die snel geschokt is, de bladzijde om te draaien en een ander verhaal te lezen. De 'Miller', de 'Reeve' en anderen zijn immers boerenpummels en hun verhalen zijn ronduit schunnig. The Miller's TaleVoordat de dronkaard aan zijn verhaal begint waarschuwt hij dat niemand zich met de zaken van vrouwen of God zou moeten bemoeien omdat daar alleen maar ellende van komt zoals hij met zijn verhaal zal aantonen. Het verhaal gaat over John, een jaloerse, oude timmerman uit Oxford, Alison, zijn mooie verleidelijke jonge vrouw, Nicholas, een inwonende student met belangstelling voor muziek, astrologie en vrouwen, en Absolon, de fatterige en kieskeurige koster van de parochie.
Zowel Nicholas als Absolon hebben een oogje op Alison. Nicholas wil Alison in bed krijgen en zij stemt ermee in. Dit blijkt echter niet gemakkelijk, want John houdt haar dag en nacht in de gaten. Nicholas en Alison smeden daarom een plan om John 's nachts uit de weg te krijgen. Nicholas overtuigt John er van dat hij via zijn astrologische kennis te weten is gekomen, dat er een tweede zondvloed met Bijbelse proporties op komst is. Hij maakt John wijs dat alleen zij drieën deze ramp kunnen overleven, maar dan moeten zijn instructies wel nauwkeurig worden uitgevoerd. De timmerman, zijn vrouw en hijzelf moeten ieder de nacht doorbrengen in een aparte ton, met touwen vastgemaakt aan de balken van het dak. Zodra John daar in slaap valt, klauteren Alison en Nicholas weer naar beneden en kruipen samen in bed om de liefde te bedrijven. Absolon heeft horen zeggen dat John niet in de buurt is. Hij knielt bij het raam van Alison en vraagt om een zoen, waarna Alison in het donker haar achterwerk naar buiten steekt en Absolon haar daar kust. Kwaad om deze vernedering loopt hij weg om terug te keren met een stuk heet ijzer uit een smidse. Nu vraagt hij weer om een zoen. Deze keer steekt Nicholas zijn achterste naar buiten, waarna Absolon het hete ijzer tussen de billen van Nicholas steekt. Nicholas schreeuwt om water waardoor John wakker wordt. John denkt dat de zondvloed eraan komt, hij snijdt de touwen door en valt naar beneden. Het dorp loopt uit om John gewond op de grond te vinden. John legt uit wat er gebeurd is en het dorp lacht hem uit. AnalyseGenreThe Miller's Tale is een fabliau. Dit genre kan omschreven worden als een kort komisch verhaal in versvorm, dat gewoonlijk schunnig en vaak scatologisch of obsceen is. In de 13e eeuw was het zeer populair in Frankrijk, maar het moest in de 14e eeuw plaats ruimen voor de novelle. In The Canterbury Tales werd het door Chaucer nieuw leven ingeblazen. De verhalen van de 'Miller', de 'Reeve', de 'Cook', de 'Friar', de 'Summoner', de 'Merchant' en de 'Manciple', evenals de proloog van de 'Wife of Bath', weerspiegelen in meerdere of mindere mate de invloed ervan.[6] Adaptatie
Externe links
Bronnen
Voetnoten
Literatuur
|