Syndroom van Möbius
Het syndroom van Möbius[2][1] of congenitale faciale diplegie[1] is een ziekte waarbij vaak een verlamming van het aangezicht optreedt. Het is een zeer zeldzame neurologische aandoening (ICD-10-code Q87.0). Het syndroom van Möbius houdt alle klinische kenmerken in ten gevolge van het niet-functioneren van een aantal aangezichtszenuwen. Het is een weinig voorkomende aangeboren aandoening die de uitval van de zesde en zevende hersenzenuw betreft, maar waarbij ook andere hersenzenuwen betrokken kunnen zijn. Bij mensen met syndroom van Möbius kunnen de betrokken hersenzenuwen niet of onvoldoende aangelegd zijn of niet goed werken, zodat er een gedeeltelijke uitval is van de zenuwen van het gelaat. Dit veroorzaakt blijvende verlammingen van gelaatsspieren. Kenmerkend zijn de afwijkende gelaatstrekken, zoals het ontbreken van de wangplooien en de afhangende, niet volledig sluitende ogen. De Duitse arts Paul Julius Möbius (1853-1907) beschreef in 1884 als eerste de ziekte. Volgende problemen zijn meestal aanwezig
Vaak bijkomende afwijkingen
BehandelingEr is geen behandeling die de oorzaak van het syndroom kan aanpakken, daar niet aangelegde zenuwen niet vervangen kunnen worden en beschadigde zenuwen onherstelbaar zijn. In Nederland worden er naar schatting per jaar 2 tot 3 kinderen geboren met möbiussyndroom. Externe linksLiteratuurverwijzingen
|
Portal di Ensiklopedia Dunia