Syndroom van Conn
Bij het syndroom van Conn[2][3] (ICD-10 E26.0) of primair hyperaldosteronisme[2][3] (PHA) maken de bijnieren te veel van het hormoon aldosteron aan. Dit hormoon regelt de zout-[4] en waterhuishouding in het lichaam, en daarmee de bloeddruk. Door een teveel aan aldosteron ontstaat een (soms ernstig) verhoogde bloeddruk (maligne hypertensie). Dit kán gepaard gaan met een laag kaliumgehalte in spieren en bloed, maar uit onderzoek is gebleken dat dit - in tegenstelling tot wat vroeger gedacht werd - bij het merendeel van de patiënten niet het geval is, omdat het kaliumtekort pas na verloop van enige tijd optreedt. Een nulmeting kan worden verricht om bij een volgende meting een eventuele dalende trend in het kalium aan te tonen. De aandoening openbaart zich meestal in de leeftijdsklasse 30-50 jaar. SymptomenDe klachten zijn vaak heel algemeen van aard. Hierdoor kan het lang duren voor het syndroom herkend wordt en de juiste diagnose wordt gesteld. Klachten kunnen zijn:
Klinisch:
Het syndroom van Conn is bij mogelijk 5-15 procent van de mensen met verhoogde bloeddruk de onderliggende oorzaak. OorzakenDe ziekte kent twee hoofdoorzaken:
Veel zeldzamer zijn enkele erfelijke vormen van hyperaldosteronisme. In nieuw onderzoek (2012) zijn ook genmutaties gevonden die tot de ziekte leiden. In zeer zeldzame gevallen is er een andere oorzaak voor de overmatige aldosteronproductie. Het overmatig eten van drop kan verschijnselen geven die lijken op het syndroom van Conn. Het zoethoutwortelextract in drop (en ook in zoethoutthee) bevat glycyrrizinezuur, een stof die de omzetting van cortisol in het inactieve cortison remt. Omdat cortisol een soortgelijk effect heeft als aldosteron op de aldosteronreceptor in de nier, zal het overmatige cortisol de werking van aldosteron gaan nabootsen. DiagnosetrajectWanneer het vermoeden van Conn bestaat, dient het stellen van de diagnose volgens een bepaald traject te verlopen om dubbel onderzoek en/of onnodige veranderingen in de voorgeschreven medicatie te voorkomen. 1) Aantonen van het verhoogde aldosteron
2) Bevestigen van verhoogd aldosteron
3) Oorzaak onderscheiden van de verhoogde aldosteronproduktie. Dit is van belang omdat de te onderscheiden oorzaken ieder een andere behandeling vereisen.
Behandeling
Als een adenoom in een van de bijnieren of een eenzijdige bijniervergroting de oorzaak is, kan operatie plaatsvinden: het - tegenwoordig meestal laparoscopisch - wegnemen van de bijnier of, indien mogelijk, alleen het adenoom, veelal met goed resultaat. Onder goed resultaat van operatie wordt verstaan een daling van het aldosteron en daarmee een normalisering van de bloeddruk. Ook de kaliumwaarde zal weer op peil komen. Ongeveer 50% van de geopereerden heeft geen bloeddrukverlagers meer nodig, de andere ca. 50% kan met minder bloeddrukverlagers toe. Bij de overige gevallen moet naar een andere oorzaak gezocht worden.
Bij de hyperplasie-vorm van Conn (in beide bijnieren) is men aangewezen op behandeling met medicijnen (spironolacton, eplerenon). Dit zijn aldosteron-antagonisten en kaliumsparende diuretica. Bij behandeling met medicijnen kan het enige tijd duren voordat men goed is ingesteld op de juiste dosering. Ook kan het zijn dat er steeds aanpassingen in de medicatie moeten plaatsvinden omdat de aldosteron(over)productie fluctueert. Ervaringen binnen de Nederlandse patiëntenvereniging lijken erop te duiden dat bij de hyperplasievorm van Conn, ondanks de behandeling met medicijnen, vaker/langer klachten van vermoeidheid en spierzwakte aanwezig blijven. Het onderscheid tussen een één- of tweezijdig oorzaak is belangrijk omdat men wel één bijnier kan missen maar geen twee. Zonder bijnieren is men te vergelijken met een patiënt met de ziekte van Addison waarbij de ontbrekende hormonen levenslang gesubstitueerd moeten worden. Omdat het syndroom van Conn meestal een endocriene oorzaak heeft, zal men over het algemeen door een endocrinoloog behandeld worden, maar soms ook door een (vasculair) internist omdat Conn een typische hogebloeddrukziekte is. NaamgevingHet syndroom dankt zijn naam aan Jerome W. Conn, een Amerikaans endocrinoloog, die de ziekte in 1955 beschreef als primair hyperaldosteronisme bij een patiënte met een adenoom. Bij aanwezigheid van een aldosteronproducerend adenoom (APA) spreekt men dus van (de ziekte/het syndroom van) Conn. De hyperplasievorm noemt men primair hyperaldosteronisme (PHA). LiteratuurDe Bijniervereniging NVACP heeft een brochure over het syndroom van Conn uitgegeven. Externe links
Noten
|
Portal di Ensiklopedia Dunia