Stiftskerk Sint-Cyriacus (Gernrode)
De Stiftskerk Sint-Cyriacus (Duits: Stiftskirche St. Cyriakus) in de Duitse stad Gernrode is een van de meest belangwekkende monumenten van ottoonse architectuur in Duitsland. De kerk werd voor het eerst in het jaar 961 vermeld en bevindt zich op grond van restauraties in de 19e eeuw tegenwoordig grotendeels in de toestand van de 10e eeuw (met uitzondering van de apsis die in 1130 werd verlengd). De kerk was de stiftskerk van het door Gero de Grote, markgraaf van de Saksische Oostmark, gestichte vrouwenstift Gernrode. Tot de opheffing in het jaar 1616 werd het stift geleid door abdissen uit adellijke families in de regio. De kerk werd in het jaar 1521 protestants, toen abdis Elsabeth von Weida zich bij de reformatie aansloot en haar stift geseculariseerd werd. Daarmee was de kerk één der eerste protestantse kerken in de wereld. Sinds de restauratie wordt de kerk door de plaatselijke lutherse gemeente gebruikt als parochiekerk. OprichtingHet vrouwenstift Gernrode werd in het jaar 959 door markgraaf Gero gesticht. De markgraaf was een van de belangrijkste steunpilaren van het bewind van keizer Otto I en resideerde onder andere in de burcht van Gernrode. Aanleiding voor de oprichting van het stift was het binnen afzienbare tijd uitsterven van de familielijn. Gero's zoon Siegfried was al langere tijd ziek en kinderloos gebleven. Een jongere zoon van Gero was vermoedelijk al eerder gestorven. De op te richten religieuze gemeenschap zou dienen als een plek waar voortdurend voor het zielenheil van de markgraaf en zijn beide zonen zou worden gebeden. Nog in het jaar dat met de bouw van het stift werd begonnen stierf Gero's zoon en medeoprichter Siegfried. Als eerste abdis van het stift benoemde Gero Hathui, de weduwe van Siegfried. Door de politieke betekenis van Gero en de familie van Hathui, die waarschijnlijk familiebanden had met koningin Mathilde, werd het stift rijkelijk bedeeld met goederen en groeide het uit tot één der meest aanzienlijke stiften van het rijk. GeschiedenisIn eerste instantie werd de kerk vermoedelijk gewijd aan de schutspatronen Maria en Petrus. Nadat de kerk echter een armrelikwie van de heilige Cyriacus verkreeg, die Gero al eerder tijdens een reis naar Rome in 950 had verworven, werd het patrocinium gewijzigd. Bij het overlijden van de markgraaf in 965 was de bouw inmiddels dermate gevorderd, dat zijn bijzetting in de viering van de kerk kon plaatsvinden. In de 12e eeuw werd een aanzienlijk deel van de kerk in romaanse stijl verbouwd. Toevoegingen aan de basiliek in de 11e en 12e eeuw betreffen de westelijke crypte, de zijgalerijen, de verlenging van het westwerk, de torens en een kruisgang van twee verdiepingen. Het stift werd een keizerlijke abdij en kreeg jurisdictie over een groot gebied met 23 dorpen. Vanaf 1564 tot de opheffing van het stift leverde het Huis Anhalt de abdissen aan het klooster. De laatste abdis stierf in 1616. Het stift werd geseculariseerd, daarna trad het verval in en de dagelijkse gebeden voor het zielenheil van de stichters verstomden. De kerk werd nog enige tijd gebruikt door een calvinistische gemeente. Het rijke middeleeuwse kerkinterieur werd verwijderd of onder witte verf verborgen. De stiftsgebouwen, die in de 18e eeuw nog bijna volledig intact waren, werden in de 19e eeuw afgebroken. De kerk zelf diende toen als gebouw voor opslag. De vensters werden dichtgemetseld, de apsissen werd door muren van de kerk gescheiden en kregen toegangen van buiten. In deze periode werden in de crypten de voorraden aardappelen bewaard, het kerkschip diende als graanschuur en in de kruisgang werd het vee ondergebracht. Het aanbreken van het historisme wekte nieuwe belangstelling voor de ontwijde kerk. RestauratieFerdinand von Quast, destijds een expert in (de nog in de kinderschoenen staande) monumentenzorg, werd belast met de restauratie van de verwaarloosde stiftskerk. Op grond van zijn onderzoek werd het mogelijk de in 1858 nog bestaande gedeelten van de oorspronkelijke bouw te onderscheiden van de romaanse verbouwingen. In de restauratie van 1858-1866 bleven de originele bouwvormen zo veel mogelijk bewaard. Hij liet de galerijen van het kerkschip heropenen, de aangebrachte scheidingsmuren tussen de kerk en de apsissen werden weer verwijderd en de aangebrachte buitentoegangen vervielen. De beschilderingen van de kerk werd echter naar eigen ontwerp van Von Quast aangebracht. Zijn voornemens om de kloostergebouwen te herbouwen en de torens van het westwerk te verhogen werden niet verwezenlijkt. InterieurVan het rijke interieur van de ottoonse bouw zijn slechts enkele resten behouden. Na opheffing van het stift werd het interieur door de calvinisten verwijderd. Ook de eenvoudige inrichting van de calvinisten bestaat niet meer. Het huidige interieur dateert grotendeels van na de restauratie. Alleen enkele grafplaten van abdissen, de uit 1519 daterende tombe van markgraaf Gero en het heilige graf dateren uit de periode voor de restauratie.
Afbeeldingen interieur
Afbeeldingen beschildering interieur
Externe linkBronnen, noten en/of referenties
|
Portal di Ensiklopedia Dunia