Soera Het Berouw
Soera Het Berouw is een soera van de Koran. De soera is vernoemd naar het betonen van berouw dat in aya 3 wordt genoemd. Aya 30 vertelt dat de joden Uzayr zoon van God noemen en dat de christenen de messias zoon van God noemen. BijzonderhedenAyat 128 en 129 zouden niet zijn geopenbaard in Medina. Deze soera wordt ook wel De Vrijheid (البراءة: Al-Bara'at) genoemd. De soera begint niet, in tegenstelling tot alle andere, met de basmala. Soms wordt gedacht dat soera De Buit en soera Het Berouw één geheel vormen. Veel onderwerpen in deze soera hangen samen met de gevechten in het jaar 631. De eerste 36 ayat zijn mogelijk de proclamatie die Mohammed liet voorlezen tijdens de hadj in 630.[1] Volgens een authentieke hadith is dit de laatste volledige soera die geopenbaard is.[2] De datum van de openbaring van een aya kan bepalen of er naskh op wordt toegepast. Hierbij kunnen eerder geopenbaarde ayat worden opgeheven of vervangen door latere openbaringen. ZwaardversAya 5 staat bekend als het zwaardvers en kan als volgt vertaald worden:
Deze aya zou gericht zijn op de polytheïsten met wie destijds een vredesverbond (Verdrag van Hoedaibiya) was opgemaakt dat zij nadien hadden verbroken door moslimstammen 's nachts in een hinderlaag aan te vallen; bovendien stelt de voorafgaande aya dat het gaat om hen met wie een verbond is gesloten (Qoeraisj-stam). Dit zou betekenen dat in het zwaardvers geen gewag wordt gemaakt van ongelovigen in het algemeen. Met deze exegese wordt ook niets afgedaan aan soera De Koe 256: Er is geen dwang in de godsdienst. Osama bin Laden heeft wellicht het zwaardvers echter wel gebruikt als grond voor de gewapende jihad.[3] De gerenommeerde Koranexegeet Ibn Kathir heeft een andere visie op dit vers. Hij maakt in zijn tafsir geen melding van het schenden van een verdrag. Volgens hem heeft het vers betrekking op polytheïsten over de hele wereld. Moslims moeten hen actief bevechten. De polytheïsten kunnen in leven blijven door zich tot de islam te bekeren.[4] DjizjaDe djizja is gebaseerd op aya 29. Deze aya luidt:
In ayat 30-33 wordt verder ingegaan op de reden waarom de mensen van het Boek (joden en christenen) moeten worden bevochten.
Volgens Ibn Kathir werd soera het Berouw 29 geopenbaard nadat ongelovigen niet meer in de buurt van al-Masjid al-Haram mochten komen. De Qoeraisj vreesden hierdoor minder inkomsten te krijgen uit handel. Om hen te compenseren werd opgeroepen tot offensieve jihad tegen joden en christenen om zo geld te verdienen door djizja van hen te eisen.[5] Uzayr (Ezra), die volgens aya 30 door de joden zoon van God wordt genoemd, zou volgens tafsir gaan om een kleine groep joden die in Medina leefden in de tijd van Mohammed of een handvol andere joden. Daarnaast zou de titel 'zoon van God' ook kunnen slaan op Uzayrs rol; hij was verantwoordelijk voor het memoriseren en het bewaren van de gehele Thora, nadat deze verloren was gegaan na Babylonische ballingschap.[6] Externe linkReferenties
|