Sarnami Hindoestani

Surinaams Hindoestaans
Sarnami Hindoestani
Gesproken in Suriname (vooral de districten Nickerie en Saramacca), door migratie ook in Nederland, Frans-Guyana en het oosten van Guyana
Sprekers max. ±500.000
Taalfamilie
Dialecten
Paramaribo & Nickerie dialecten
Alfabet Latijns, Devanagari, Nastaliq
Portaal  Portaalicoon   Taal

Het Sarnami Hindoestani (officiële spelling: Sarnámi Hindustáni; ook wel Surinaams Hindoestaans in het Nederlands, meestal kortweg Sarnami genoemd) is de Surinaamse variant van het Caraïbisch-Hindoestani. De taal ontstond door een vermenging van de verschillende talen en dialecten van Brits-Indische contractarbeiders en is tegenwoordig de moedertaal van hun nakomelingen, de Hindoestanen.

Ontstaan

Zie ook Hindoestanen voor een algemener overzicht van de Hindoestaanse migratie naar Suriname

De taal ontstond voornamelijk door vermenging van verschillende dialecten of taalvarianten uit en rond de huidige Indiase staten Bihar en Uttar Pradesh, de gebieden waar de circa 34.000 contractarbeiders die tussen 1873 en 1916 naar Suriname vandaan werden gehaald door de Nederlandse koloniale overheid, om de intussen bevrijde slaven als arbeidskrachten te vervangen. Circa 23.000 van hen besloten zich na afloop van het tienjarig contract blijvend in Suriname te vestigen.

Het woord Sarnami betekent letterlijk "Surinaams". De naam Sarnami Hindoestani werd voor het eerst gebruikt in 1961 door J.H. Adhin.

Status

De taal is de moedertaal van maximaal circa 500.000 Surinaamse mensen binnen en buiten Suriname. De circa 150.000 Sarnami-sprekers in Suriname wonen in het noordelijk kustgebied. Daarnaast wordt het Sarnami ook door vele, met name oudere Surinaamse immigranten in Nederland gesproken. Buiten Suriname worden andere varianten van het Caraïbisch-Hindoestani ook gesproken door de hindoestanen die in Trinidad en Guyana wonen.

Waar het Standaard Hindi ook binnen Suriname geldt als een prestigetaal, wordt het Sarnami algemeen gezien als een volkstaal.

Spelling

In Suriname wordt het Sarnami geschreven in het Latijnse alfabet, terwijl het Hindi en andere Hindoestanitalen/dialecten in het devanagari wordt geschreven. In 1986 kreeg de intussen ontwikkelde voorlopige standaardspelling van het Sarnami officieel goedkeuring van de Surinaamse overheid. Er is nu ook een Sarnami Woordenboek met een deel Nederlands-Sarnami en een deel Sarnami-Nederlands, samengesteld door Eline Santokhi en Lydius Nienhuis. Van dezelfde auteurs verscheen in 2006 500 Spreekwoorden en Gezegden uit het Sarnami en het Hindi.

Hindoestaanse Surinamers die hebben bijgedragen aan het op schrift stellen van de grammatica en de woordenschat waren onder meer de gebroeders Jit Narain en Rabin Baldewsingh, en Moti Marhé, de grondlegger van de Sarnami emancipatiebeweging (1971). Dr. Theo Damsteegt heeft de belangrijkste bijdragen geleverd tot de wetenschappelijke beschrijving van de taal.

Literatuur

Twee belangrijke dichters: Jit Narain en Shrinivási

Als de eerste Hindoestaanse literator geldt Munshi Rahman Khan die kort na de Tweede Wereldoorlog twee dichtbundels publiceerde. Eerst na 1977 werd het Sarnami goed op de literaire kaart gezet met het werk van Jit Narain, Chitra Gajadin, Rabin Baldewsingh, Cándani, Bhai, Raj Mohan en anderen.

Kenmerken

De meeste invloed op het Sarnami heeft allereerst het Bhojpuri en daaraan verwante Biharitalen gehad. Ook het Awadhi (een variant van het Purvi-Hindi); daarnaast het Magadi en het Hindoestani in het algemeen. Ook is het Sarnami beïnvloed door andere talen van Suriname, zoals als het Sranantongo, het Nederlands en het Engels. Veel leenwoorden uit die talen zijn in Sarnamiwoorden terug te herkennen, zoals respectievelijk hakua (Sranan: bacove), nemnar (Ned.: limonade) en bingha (Eng.: vinegar (azijn)).

Het verschil met het Standaardhindi zit voornamelijk in de grammatica. Het Sarnami kent bijvoorbeeld niet de twee naamvallen uit het Hindi, evenmin mannelijke/vrouwelijke invloed op de uitgang van het bijvoeglijk naamwoord. Een invloed van het Nederlands op de Sarnamigrammatica is bijvoorbeeld dat de stam van het werkwoord en de gebiedende wijs overeenkomen (doe, schrijf, ga). De syntaxis van de twee talen is nagenoeg gelijk.

Voorbeeldzinnen en -woorden

Woorden

  • Aadamie = man
  • Aadj = vandaag
  • Aagé = vooruit
  • Aagie = vuur
  • Aańkhie = oog
  • Aasmaan = lucht
  • Aawé = komen
  • Adja = De vader van jouw vader
  • Adjie = De moeder van jouw vader
  • Andhéra = donker
  • Andjor = helder
  • Aspataal = ziekenhuis
  • Aurat = vrouw
  • Baaithé = zitten
  • Baap = vader
  • Bahoet = veel
  • Bakra = geit
  • Banaawé = maken
  • Baries = jaar
  • Barka = groot
  • Batiaai = spreken
  • Batja/Larrka = kind
  • Behien = zus
  • Bel karé = bellen
  • Béta = zoon
  • Bétie = dochter
  • Bhaai = broer
  • Biedjalie = bliksem
  • Biegé = gooien
  • Biehaań = morgen
  • Bielaar = kat
  • Biephé = donderdag
  • Boedh = woensdag
  • Bolé = zeggen
  • Daroe = alcohol
  • Darr = bang
  • Déhie = lichaam
  • Dékhé = zien
  • Dés = land
  • Déwé = geven
  • Dharé = zetten
  • Dhoedh = melk
  • Dhowé = wassen
  • Diel = hart
  • Dien = dag
  • Djaai = gaan
  • Djaané = weten
  • Djamien = aarde
  • Djanawar = dier
  • Djaran = haat
  • Djawaab = antwoord
  • Djhoeth = leugen
  • Djiewan = leven
  • Doekaan = winkel
  • Doekh = verdrietig
  • Doenieja = wereld
  • Doksa = eend
  • Gaai = koe
  • Gaawé = zingen
  • Galat = fout
  • Garrhoe = zwaar
  • Ghar = huis
  • Ghoemé = dwalen
  • Ghoorra = paard
  • Gieré = vallen
  • Goesaai = boos
  • Gorr = voet
  • Haa = ja
  • Haath = hand
  • Haathie = olifant
  • Halloek = licht
  • Haphta = week
  • Hauwa = wind
  • Howé = gebeuren
  • Ietwár = zondag
  • Kaal = gisteren
  • Kaan = oor
  • Kaatté = snijden
  • Kaprré = kleren
  • Karé = doen
  • Khaai = eten
  • Khaaik = eten
  • Khélé = spelen
  • Khodjé = zoeken
  • Khoes = gelukkig
  • Kiené = kopen
  • Koedé = springen
  • Koetta = hond
  • Kosies/Probérie karé = proberen
  • Lamba = lang
  • Launda = jongen
  • Léwé = nemen
  • Maai = moeder
  • Maané = betekenen
  • Maańgé = willen
  • Mahiena = maand
  • Manaai = mens
  • Mangan = opgewekt
  • Mangár = dinsdag
  • Matjarie = vis
  • Maut = dood
  • Mielé = mengen
  • Moeńh = mond
  • Moerga = kip
  • Moerrie = hoofd
  • Mota = vet
  • Naa = nee
  • Naak = neus
  • Naata = kort
  • Nana = De vader van jouw moeder
  • Nanie = De moeder van jouw moeder
  • Nietjé = omlaag
  • Oeppar = omhoog
  • Paaisa = geld
  • Paanie = water
  • Paatjé = achteruit
  • Paawé = vinden
  • Pahaarr = berg
  • Pakké = koken
  • Palwaar = familie
  • Parrhé = lezen
  • Patharie = maag
  • Patra = mager
  • Paurré = zwemmen
  • Pérr = boom
  • Piejé = drinken
  • Pjaar = lief
  • Poetjé = vragen
  • Raat = nacht
  • Rahé = blijven
  • Rakhé = opslaan
  • Saańdjh = avond
  • Sabéré = ochtend
  • Sahie = juist
  • Samdjhé = begrijpen
  • Samoender = zee
  • Sanietjár = zaterdag
  • Satj = waarheid
  • Sawaal = vraag
  • Siekhé = leren
  • Soeddha = kalm
  • Soekkár = vrijdag
  • Soené = luisteren
  • Soeté = slapen
  • Somár = maandag
  • Sotjé = denken
  • Taaké = kijken
  • Tém = tijd
  • Thorra = weinig
  • Tjaahé = houden van
  • Tjalé = lopen
  • Tjauńrie= meisje
  • Tjhaatie = borst
  • Tjota = klein
  • Soenna = nul
  • Ék = een
  • Doei = twee
  • Tien = drie
  • Tjaar = vier
  • Paańtj = vijf
  • Tjau = zes
  • Saat = zeven
  • Aath = acht
  • Nau = negen
  • Das = tien
  • Gjaara = elf
  • Baarah = twaalf
  • Térah = dertien
  • Tjhaudah = veertien
  • Pandrah = vijftien
  • Solah = zestien
  • Sattarah = zeventien
  • Atharah = achttien
  • Oennies = negentien
  • Bies = twintig
  • Ties = dertig
  • Tjaalies = veertig
  • Patjaas = vijftig
  • Saath = zestig
  • Sattar = zeventig
  • Assie = tachtig
  • Nabbé = negentig
  • Sau = honderd
  • Hadjaar = duizend
  • Laakh = honderdduizend
  • Das Laakh = miljoen

Zinnen

  • Ram Ram = Hallo
  • Sita Ram = Tot ziens
  • Kaisé bhaté? = Hoe gaat het?
  • Sab tjiedj atja hé. = Alles gaat goed.
  • Baap ré baap. = (Wordt gebruikt als) O mijn God.
  • Ham djaaila. = Ik ga.
  • Toe djaa. = Ga jij.
  • Tor naam kaa bha? = Hoe heet je?
  • Hamaar naam ... bha. = Ik heet ...
  • Ham khaai tjoeklie. = Ik heb al gegeten.
  • Djaa hieja sé! = Ga weg!
  • Dékh = kijk
  • Toe kaa bolé? = Wat zeg jij?
  • Toe kauntjie karé hé? = Wat doe jij?
  • Djahań oe djaai, tahań ham djaab. = Waar hij/zij ook gaat, ik ga.
  • Toe sab hamaar baat kab maniejo? = Wanneer zullen jullie naar mij luisteren?
  • Ie égo djagah djaun mé manaai log rahé hé. = Dit is een plek waar mensen wonen.
  • Ham khallie satjwa boliela = Ik zeg alleen de waarheid.
  • Ab kauntjie hooi? = Wat zal er nu gebeuren?
  • Kaa bhaail? = Wat is er gebeurd?
  • Ké aais? = Wie kwam?
  • Oe sab kahaa djaawé hé? = Waar gaan ze heen?
  • Toe kaahé hieja par hé? = Waarom ben jij hier?
  • Ham na djaniela. = Ik weet het niet.
  • Ham ... ké bhatie. = Ik kom uit ...
  • Hindoestanie mé batiaawo, ta oisé toe siekhiejé. = Spreek in het Hindoestanie, zodat je leert.
  • Satjé ké? = Echt?
  • Ham biehaań djaabe = Ik zal morgen gaan.
  • Abbé kaai badjal bha? = Hoe laat is het nu?
  • ... badjal bha. = Het is ... uur.
  • Ham bhoelaai gaailie. = Ik heb het vergeten.
  • Oké toe etna bieswas na karal karieje. = Je moet hem/haar niet zoveel vertrouwen.
  • Oké khaaikwa daai dé. = Geef hem/haar het eten.
  • Ham oe sab ké sańghé rahiela. = Ik woon bij hen.
  • Ie mauwsam bahoet atja bha. = Dit weer is erg mooi
  • Aadj khoeb garam/thańdha bha. = Vandaag is het eeg warm/koud.
  • Ham égo boek parrhiela. = Ik lees een boek.
  • Toré khaatien ham kaun phoel toerr déi? = Welke bloemen zal ik voor jou plukken?
  • Oe hamme sab baat samdjhaais hai. = hij/zij legde me alles uit
  • Ham tosé mangiela biehaa karé. = Ik wil met je trouwen.
  • Hamaar kooi kaa kariejé? = Wie kan mij wat doen?
  • Ham toké tjaahiela. = Ik vind je leuk.
  • Ham djaai ké parrie = Ik moet gaan

Werkwoordsvormen

  • Ham karlie = Ik deed
  • Ham kariela/karat batie= Ik doe
  • Ham karab/karbe = Ik zal doen
  • Ham karat rahlie = Ik was aan het doen
  • Ham karat rahab/rahbé = Ik ga het doen
  • Ham karlie rahab/rahbé = Ik zal het gedaan hebben
  • Toe karlé = Jij deed
  • Toe karéla/karat baté= Jij doet
  • Toe karieje/karbé = Jij zult doen
  • Toe karat rahlé = Jij was aan het doen
  • Toe karat rahiejé/rahbé = Jij gaat doen
  • Toe karlé rahiejé/rahbé = Jij zult hebben gedaan
  • Oe(sab) karies/karal/karien= Hij/Zij/Ze deed/deden
  • Oe(sab) karé = Hij/Zij/Ze doet/doen
  • Oe(sab) karie = Hij/Zij/Ze zal het doen/zullen doen
  • Oe(sab) karé rahie/rahiega = Hij/Zij/Ze zal doen/zullen doen
  • Oe(sab) karies/karal/karien rahie/rahiega = Hij/Zij/Ze gedaan hebben/zullen hebben gedaan

Zie ook

Literatuurlijst

  • Rabin S. Baldewsingh, Naushad Boedhoe & Bris Mahabier (red.), Sarnámi; een kleine taal met een grote opgave. Den Haag: Surinen, 2017.
  • Rabin S. Baldewsingh, Naushad Boedhoe, Bris Mahabier (red.), Sarnámi Sanskirti; Enkele facetten van de Hindostaanse geschiedenis en cultuur in Suriname en Nederland. Den Haag; Surinen, 2018.
  • Rabin S. Baldewsingh, Sarnámi Woordenschat; Idioomboek van het Sarnámi met structuurwoorden, systematisch basisvocabulaire, bijvoeglijke naamwoorden en werkwoorden. Den Haag: Surinen, 2018.
  • Rabin S. Baldesingh, Sarnámi taalgids. Den Haag 2018.
  • Theo Damsteegt, 'De basis van het Sarnami.' In: Lalla Rookh, 8 (1983), nr. 6, november, pp. 10–16.
  • Theo Damsteegt, 'Sarnami taal en literatuur.' In: Jorg Funke & Lourina de Voogd (red.), Literatuur en talen van Suriname: een kennismaking. Den Haag: Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum, 1984, pp. 15–23.
  • Theo Damsteegt, 'Kenmerken en ontwikkeling van het Sarnami.' In: Oso, 4 (1985), nr. 2, december, pp. 159–168.
  • Theo Damsteegt, 'Sarnami: a living language.' In: Language transplanted: the development of overseas Hindi. Ed. by Richard K. Barz and Jeff Siegel. Wiesbaden: Otto Harrassowitz, 1988, pp. 95–120.
  • Theo Damsteegt, 'De Sarnami-beweging.' In: Corstiaan van der Burg, Theo Damsteegt en Krishna Autar (red.), Hindostanen in Nederland. Leuven-Apeldoorn: Garant, 1990, pp. 22–44.
  • Theo Damsteegt, 'Het Suriname-beeld in de Hindostaanse literatuur.' In: De Gids, 153 (1990), nr. 10/11, oktober-november, pp. 904–915.
  • Theo Damsteegt, 'Hindi and Sarnami as literary languages of the East Indian Surinamese.' In: Mariola Offredi (ed.), Language versus dialect: linguistic and literary essays on Hindi, Tamil and Sarnami. New Delhi: Manohar, 1990, pp. 47-63.
  • Theo Damsteegt & Jit Narain, Ká Hál: leerboek Sarnami, Surinaams Hindostaans. Den Haag: Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum, 1987.
  • Michiel van Kempen, Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Breda: De Geus, 2003. (2 dln.)
  • Michiel van Kempen, Herinneren, verbeelden, begrenzen. 150 jaar Hindostanen hier en daar. Eerste Jit Narain Lezing. Den Haag: Curatorium Jit Narain Lezing en Jit Narain Cultuurprijs, 2018.
  • R.M. Marhé, Sarnami byákaran: een elementaire grammatica van het Sarnami. [Leidschendam]: Stichting voor Surinamers, [1985].
  • Eline Santokhi & Lydius Nienhuis, Sarnami Woordenboek. Den Haag: Communicatiebureau Sampreshan, 2004.
  • Eline Santokhi & Lydius Nienhuis, 500 Spreekwoorden en Gezegden uit het Sarnami en het Hindi. Zoetermeer: Communicatiebureau Sampreshan, 2006.