Regering-Van Acker IV
De regering-Van Acker IV (23 april 1954 - 26 juni 1958) was een Belgische regering. De regering bestond uit de BSP/PSB (86 zetels) en de Liberale Partij (25 zetels). Tijdens deze liberaal-socialistische regering bereikte de Tweede Schoolstrijd een hoogtepunt naar aanleiding van de wet-Collard. Collard probeerde de subsidies aan de katholieke scholen aanzienlijk te verminderen, de voorwaarden voor subsidiëring te verscherpen en te voorzien in de oprichting van een groot aantal rijksscholen. Ze volgde de regering-Van Houtte op na de verkiezingen van 11 april 1954 en werd opgevolgd door de regering-G. Eyskens II. SamenstellingDe regering bestond uit 16 ministers. De BSP-PSB had er 9 en de Liberale Partij had er 7.
Herschikkingen
VerloopTweede schoolstrijd Zie Schoolstrijd (België) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
De tweede schoolstrijd, die al sinds 1950 aan de gang was, leidde tot de vorming van een coalitie tussen socialisten en liberalen die de CVP/PSC uitsloot. Vanaf de eerste weken verlaagde de regering de subsidies voor het vrij onderwijs. Een eerste demonstratie ter ondersteuning van het vrije onderwijs vond plaats op 26 maart 1955; meer dan 100.000 mensen namen deel, onder wie de leiders van de CVP/PSC. In dat jaar vonden tal van soortgelijke demonstraties plaats. De demonstratie van 10 juli 1955 bracht 250.000 mensen op de been; een petitie met 2.197.209 handtekeningen werd dezelfde dag aan koning Boudewijn voorgesteld. Théo Lefèvre (CVP/PSC) riep zelfs op tot economische sabotage door te eisen dat zijn geld uit de Caisse d'Épargne zou worden gehaald. Op 18 mei 1958 bracht een nieuwe demonstratie tegen het regeringsbeleid nog eens 200.000 mensen bijeen. Europese Economische GemeenschapDe verwerping van het Verdrag tot de oprichting van een Europese Defensiegemeenschap door Frankrijk leidde tot het uitblijven van een politiek Europa. Hierdoor werd dan de oprichting van een Europese gemeenschappelijke markt overwogen, maar het Verenigd Koninkrijk was hier dan weer tegen, terwijl Frankrijk aandrong op opwaartse sociale harmonisatie. In België was ondertussen de betrokkenheid van de koloniën omstreden, omdat Congo algemeen werd beschouwd als het domein van zijn metropool. De genoemde gedeeltelijke overdracht van de staatssoevereiniteit werd aanvankelijk door de koning en premier Achiel Van Acker geweigerd; uiteindelijk ondertekende Paul-Henri Spaak op 25 maart 1957 het Verdrag van Rome tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EGA). In januari 1958 was België voorzitter van de eerste Raad van de EEG; Brussel, dat oorspronkelijk slechts bedoeld was als voorlopige zetel van de Europese instellingen voor 6 maanden, werd de zetel van de Europese instellingen. |