Periode van de Zestien Koninkrijken
Zestien Koninkrijken of Zestien Staten (volledig: de Zestien Koninkrijken van de vijf volkeren uit het noorden en het westen) is in de traditionele Chinese historiografie de naam voor Noord-China gedurende de periode 304-439. Toen was dat gebied verdeeld in een aantal staten die (merendeels) waren gesticht door niet-Chinese ruiternomaden. Zij waren verwant aan de huidige Mongolen, Tibetanen en Turkse volkeren. In de officiële dynastieke geschiedenis werd deze periode niet apart beschreven, maar volgde op de Jin-dynastie (265-420) direct de periode van de Zuidelijke en de Noordelijke Dynastieën (420-589). NaamDe term 'Zestien Koninkrijken' werd voor het eerst gebruikt door Cui Hong († 525) in zijn Lente- en herfstannalen van de Zestien Koninkrijken. De gebieden werden in de traditionele Chinese geschiedschrijving aangeduid als 'staten' (guo, 國) en niet als 'dynastieën' (chao, 朝), omdat ze als niet-legitiem werden beschouwd en formeel als vazalstaten van de Jin werden gezien. In de Chinese historiografie werden de heersers dan ook steeds aangeduid met hun persoonsnamen en niet met hun postume naam of hun tempelnaam. Uiteraard zagen de heersers van de staten zelf zich wel als legitiem. BarbarenIn de traditionele Chinese geschiedschrijving werd de periode van de Zestien Staten in negatieve termen beschreven en werd het wangedrag van de heersers benadrukt. Zo werd duidelijk gemaakt dat zij het Hemels Mandaat niet hadden ontvangen en zich dus niet konden gedragen als een 'Zoon des Hemels' ('Tianzi', 天子). Hun machtsovername was een onwettige usurpatie. Dit negatieve beeld blijkt ook uit een andere benaming voor de periode van de Zestien Koninkrijken, Chaos in China door de vijf volkeren uit het noorden en het westen ('Wu Hu luan Hua', 五胡亂華). Met die vijf volkeren ('Wu Hu') werden bedoeld de uit het noorden afkomstige Xiongnu, Jie (羯) en Xianbei en de uit het zuidwesten afkomstige Di (氐) en Qiang (羌). Die beide laatste volkeren waren verwant met de huidige Tibetanen. In navolging van de traditionele Chinese historiografie wordt 'Hu' nog steeds regelmatig vertaald met 'barbaren'. Dit is echter een door sinocentrisme bepaald waardeoordeel en vormt geen juiste typering van de toenmalige culturele situatie. Veel van de niet-Chinese veroveraars waren grensvolkeren die al sinds de Oostelijke Han-dynastie ten zuiden van de Chinese Muur woonden. Veel van die stammen waren dan ook, zij het in verschillende mate, 'verchineesd'. SamenstellingTraditioneel worden de volgende staten gerekend tot de Zestien Koninkrijken:
Behalve de zestien door Cui Hong genoemde koninkrijken hebben er in Noord-China gedurende deze periode nog andere staten bestaan. Zij zijn echter niet in de kroniek van Cui Hong opgenomen, omdat ze of kort bestonden (zoals Ran Wei) of zich nauwelijks tot staat konden ontwikkelden (zoals Westelijke Yan en Chouchi). De staat Dai (315-376) in Noord-Shanxi hoort chronologisch eveneens tot deze periode, maar werd in de officiële dynastieke geschiedenissen beschouwd als directe voorloper van de Noordelijke Wei en daarom gerekend tot de Noordelijke Dynastieën, de periode die volgde op die van de Zestien Koninkrijken. Lijst van staten die zich volgens de Italiaanse sinoloog Piero Corradini (1933-2006) zelfstandig hebben verklaard tijdens de periode van de Zestien Koninkrijken:
Algemene kenmerken van de periodeEtnische vermengingAls gevolg van de Oorlog van de Acht Prinsen (291-306), een verwoestende burgeroorlog tussen leden van het heersershuis van de Jin, trokken veel Han-Chinezen weg uit het gebied rond Luoyang, de hoofdstad. Velen trokken naar het huidige Gansu, waar een Chinese gouverneur een goed georganiseerd bestuur had gevestigd, de voorloper van Vroegere Liang. Anderen trokken naar het noordoosten, naar gebieden beheerst door de Xianbei, de voorlopers van Vroegere Yan. Een derde groep trok naar het zuidoosten, naar het gebied rond het huidige Nanking, waar een prins van de Jin-dynastie een betrekkelijke rust had weten te bewaren. Na de verovering door Vroegere Zhao van de hoofdsteden Luoyang in 311 en Chang'an in 316 volgde een tweede migratiegolf naar het zuidoosten, toen een deel van de Chinese aristocratie met de van hen afhankelijke boeren naar dat gebied vluchtte. Daar had de prins zich ondertussen uitgeroepen tot keizer en werd zo Yuan, de eerste keizer van de oostelijke Oostelijke Jin-dynastie. Er vond ook een migratie plaats door niet-Chinese ruiternomaden. Vanaf het begin van de tweede eeuw na Chr. trokken zij van de steppen zuidwaarts en vestigden zich in de noordelijke delen van de huidige provincies Shaanxi, Shanxi en Hebei. Tijdens de periode van de Zestien Staten hebben zij zich vervolgens verspreid over geheel noord China. Deze twee migratiestromen hebben in noord China geleid tot een etnische vermenging, waarbij de niet Chinese ruiternomaden uiteindelijk zijn opgegaan in de Han-Chinezen. Economische gevolgenDe Noord-Chinese Vlakte was een sterk ontwikkeld landbouwgebied. Door de voortdurende oorlogen en plundertochten werden de boeren echter zwaar getroffen. Om zich te verzekeren van voldoende voedsel dwongen de diverse veroveraars de boeren zich te vestigen rond de hoofdsteden van de diverse staten. Zij moesten grote delen van hun oogst afstaan in de vorm van belasting en werden verplicht tot het verrichten van herendiensten voor de nieuwe heersersfamilies. Veel landbouwgrond kwam braak te liggen of werd als gevolg van een anti-agrarische politiek omgezet in weidegebied voor de kudden van de nomadenstammen. Dit alles had tot gevolg dat het economisch zwaartepunt zich begon te verplaatsen van noord China naar het stroomgebied van de Jangtsekiang. BoeddhismeDiverse oplossingen gezocht voor het probleem om behoud van eigen (nomaden)tradities te combineren met bestuur door een Chinese bureaucratie over een merendeels agrarische bevolking. Pas echt gelukt bij de Noordelijke Wei PeriodiseringPolitiek uiterst verwarde periode door de elkaar in snel tempo opeenvolgende staten en door de vele wisselingen van hoofdstad. Vier periodes: Schematisch overzicht
Geraadpleegde literatuur
Externe link
|
Portal di Ensiklopedia Dunia