Parlementaire enquête naar de toestand in fabrieken en werkplaatsen![]() ![]() De parlementaire enquête naar de toestand in fabrieken en werkplaatsen was een Nederlandse parlementaire enquête die werd uitgevoerd in de jaren 1886-1887. Nadat een wetsvoorstel om overmatige arbeid en verwaarlozing van kinderen te voorkomen door de regering was ingetrokken, namen Hendrik Goeman Borgesius en tien andere Tweede Kamerleden het initiatief voor een parlementaire enquête naar de toestand in fabrieken en werkplaatsen. Deze 'Arbeidsenquête' kon wegens ontbinding van de Kamer niet voltooid worden, maar door de verhoren werden wel vele misstanden aan het licht gebracht. De enquête gaf mede de aanzet tot de Arbeidswet 1889. Vragen waren:
Voorzitter van de negen leden tellende enquêtecommissie was de liberaal Verniers van der Loeff. In de commissie zaten naast Goeman Borgesius onder meer de meubelmaker Heldt, de Rotterdamse katholieke ondernemer Bahlmann en Ruijs de Beerenbrouck, die in 1890 de Arbeidswet tot stand zou brengen. Onder meer uit de verhoren van arbeiders van de tegelfabriek van Louis Regout in Maastricht bleek dat er allerlei wantoestanden bestonden in fabrieken, zoals kinderarbeid, lange werktijden en slechte arbeidsomstandigheden. Het werk van de enquêtecommissie werd later voortgezet door een Staatscommissie. De Arbeidswet van 1890 beperkte kinder- en vrouwenarbeid en stelde de Arbeidsinspectie in, die naleving van de wet kon controleren. In 1895 volgde onder meer de Veiligheidswet, die bepalingen bevatte over de veiligheid in fabrieken. Leden
Bronnen, noten en/of referenties
|
Portal di Ensiklopedia Dunia