Palvennia
Palvennia[1] is een geslacht van uitgestorven ophthalmosauride ichthyosauriërs bekend uit de Laat-Jura van centraal-Spitsbergen, Noorwegen. NaamgevingDe typesoort Palvennia hoybergeti werd in 2012 benoemd door Patrick Druckenmiller, Jørn H. Hurum; Espen M. Knutsen en Hans Arne Nakrem. Het geslacht is vernoemd naar PalVenn, de vereniging van Vrienden van het Paleontologisch Museum in Oslo, wier jubileumexpeditie in 2004 leidde tot de ontdekking van het type-exemplaar. De soortaanduiding eert Magne Høyberget, een jarenlange deelnemer aan de Spitsbergen Jurassic Research Group.[2] Palvennia is bekend van het holotype SVB 1451, een enkele schedel bij Longyearbyen gevonden in een laag van de Slottsmøya-afzetting van de Agardhfjelletformatie (Midden-Wolgien/laat Tithonien, Laat-Jura). Het lag op negen meter van het in 2009 aangetroffen holotype van Cryopterygius. SVB 1451 werd in een enkele gipsomhulling verwijderd en door een zuurbad vrijgelegd tijdens een preparatie in 2005 en 2006 door Clive Coy en M.-L. Knudsen Funke. Het bestaat uit een skelet met schedel. Behalve de schedelmet onderkaken omvat het de atlas, de draaier, een opperarmbeen, losse kootjes en losse ribben. Het specimen is zwaar beschadigde doordat het door wisselende vorst en dooi gekraakt is. Het werd onder voorbehoud als een volwassen exemplaar beschouwd. In 2019 werd Palvennia door Nikolay Zverkov en Natalya Prilepskaya als synoniem gezien aan het geslacht Arthropterygius, hoewel gehandhaafd als een aparte soort Arthropterygius cf. hoybergeti. Lene Delsett en collega's verwierpen later dat jaar deze synonymie, stellend dat de taxa voldoende verschillend waren om aparte geslachten te rechtvaardigen. Daar zijn overigens geen objectieve criteria voor zodat men net zo goed twee geslachten kan onderscheiden. BeschrijvingGregory S. Paul schatte in 2022 de lengte op vier meter, het gewicht op driehonderd kilogram. De schedel is achthonderdzestig millimeter lang, maar is ongebruikelijk omdat hij een zeer kort rostrum heeft (~ 0,6 x de schedellengte), vergelijkbaar met Ichthyosaurus breviceps. Hierdoor lijkt de oogkas erg groot (0,34 x de schedellengte), maar dit kan zijn veroorzaakt door pletting. De beschrijvers stelden verschillende onderscheidende kenmerken vast. Een daarvan is een autapomorfieën, unieke afgeleide eigenschap. Het foramen pineale, een gat in het schedeldak, is zeer groot. Daarnaast is er een unieke combinatie van op zich niet unieke kenmerken. De snuit is relatief kort met 59% van de schedellengte. De oogkas is zeer groot. Het jukbeen is sterk gebogen. De postorbitale beenbalk is smal. De voorhoofdsbeenderen maken een overdwars breed deel uit van het schedeldak. Er is en lang raakvlak tussen voorhoofdbeen en postfrontale. De zone rond de achterhoofdknobbel is van achteren niet zichtbaar en mist een inkeping in de onderkant. De gladde verbeende zone rond de achterhoofdsknobbel (dus kennelijk niet uitlopend in kraakbeen) is breed. Het voorste vlak van het basioccipitale mist een put voor de notochorda naast een stiftvormig uitsteeksel. Het onderste facet van het exoccipitale is niet naar voren verlengd. De schacht van de stapes is lichtgebouwd en ingesnoerd. Het opperarmbeen heeft een facet voor de articulatie met een extra preaxiaal onderarmbeen, dus aan de voorrand. FylogeniePalvennia werd in 2012 in de Ophthalmosauridae geplaatst, zij het zonder exacte kladistische analyse. Een mogelijke positie in de evolutionaire stamboom volgens een analyse uit 2020 toont het volgende kladogram.
Bronnen, noten en/of referenties
|