OernoordsOernoords is de Germaanse taal waaruit het Oudnoords (Oudwestnoords en Oudoostnoords) is ontstaan. Het Oernoords is dus ook de voorloper van de moderne Noord-Germaanse talen zoals Noors, Zweeds, Deens, enz. Het Oernoords werd geschreven en gesproken ongeveer tussen 200 en 600 of 700. IndelingBij het Oernoords onderscheidt men twee periodes:
BronnenOm iets over het Oernoords te weten te komen, gebruikt de historische taalwetenschap de volgende bronnen:
Niet alle Oernoordse woorden zijn in Oernoordse teksten bewaard gebleven. Soms moet men uit anderstalige woorden of uit samenstellingen en afleidingen de Oernoordse vorm reconstrueren. Om aan te geven dat een woord gereconstrueerd is, gebruikt men in de taalwetenschap een sterretje voor het woord. Zie reconstructie (taalwetenschap). DialectenDe Oernoordse runenteksten laten weinig dialectverschillen zien. Eén reden zou kunnen zijn dat de schrijvers veel vastgelegde formules gebruikten. Een andere reden zou kunnen zijn dat er een sterke schrijftraditie was die dialectverschillen niet toeliet.[2] SyncopetijdSyncopeDe syncope is het wezenlijke kenmerk van het jongere Oernoords. De syncope betekent hier dat korte onbeklemtoonde klinkers verdwijnen. Daarna waren alleen die klinkers overgebleven die of lang of beklemtoond waren. Veel lange klinkers werden tijdens dit proces verkort. Dit leidde ertoe dat veel Oernoordse woorden veel korter werden. De (mannelijke) voornaam HaþuwulfaR werd in het Oudnoords tot Hálfr.[2] UmlautNaast de meest bekende umlaut, de i-umlaut, vindt men in het jongere Oernoords ook de a-umlaut en de u-umlaut. Door de umlaut-verschijnselen ontstaan er nieuwe klinkers in de Oernoordse taal. Als gevolg van de syncope zijn de woorden weliswaar korter geworden maar als vervanging voor de ontbrekende klinkers en lettergrepen zijn er nieuw klinkers ontstaan. Voorbeelden voor de umlaut:
BrekingEen verandering die eveneens in de syncopetijd plaatsvond, was de breking van sommige klinkers. De breking is een vorm van diftongering. De e veranderde onder bepaalde omstandigheden in een ja of in een jo/jǫ. Bij de breking ziet men al verschillen tussen de Oernoordse dialecten en dus ook tussen de latere Noordse talen (Noors, Zweeds, Deens, IJslands, Faeröers).[2] Voorbeeld:
GevolgenDe klankveranderingen in de syncopetijd zorgden ervoor dat de flexie van sommige woorden nogal ingewikkeld werd. Een verscheidenheid van klinkers in de uitgangen leidde tot een verscheidenheid van klinkers in de stam van sommige woorden. Het volgende voorbeeld laat zien hoe de vormen van het Oernoordse woord *wantuR ‘handschoen’ door i-umlaut en u-umlaut veranderd worden. Het Oudnoordse woord vǫttr heeft op die manier een ingewikkelde flexie gekregen, met een wisseling van a, e en ǫ in het begin van het woord.[2]
Gebruikte literatuur |