Nieuwolda
Nieuwolda, vroeger Midwolderhamrik (Gronings: Nijwol, Nijwolle, 't Hammerk of 't Golden Hammerk) is een dorp in de gemeente en landstreek Oldambt in de provincie Groningen. Nieuwolda was van 1808 tot 1990 een zelfstandige gemeente en werd toen samengevoegd met de gemeenten Scheemda en Midwolda. De hieruit gevormde gemeente Scheemda ging in 2010 op in de gemeente Oldambt. Het dorp Nieuwolda telt volgens gegevens van het CBS 1.320 inwoners (2023). TopografieOnder Nieuwolda vallen de buurtschappen Nieuwolda-Oost, Oostwolderhamrik en Binnen Ae (gedeeltelijk), alsmede de voormalige buurtschappen De Dellen, Westeind, Kopaf, Scheve Klap (gedeelteljk), De Kamp, Oude Dijk, Polderdwarsweg en Munnekeveen. Het polderland rond Nieuwolda wordt aangeduid met namen als De Dellen of Westersche Leegte, Weerdijk, De Leegte, Blinken, Nonnegaatsterpolder, Zomerdijk, Oud Nieuwland, De Hoogte en Nieuwland. Historische boerderijnamen zijn onder andere Abel Derk Heerdt, De Blinke, De Bree, Dijkvliet, Hoog Heem, Meyvaert, De Olde Stoeve, Ol-diek en Riemen Rienkesheerd, nieuwere namen zijn 't Börgje, Charleston, De Doelen, Dollardprinses, Hitjes Heerd en Palmar-plaats. GeschiedenisNieuwolda iigt aan de rand van de Dollardpolders en is in de 16e eeuw ontstaan op een inversierug, gevormd door de oeverwallen van de vroegere rivier Munter Ae. De oorspronkelijke naam van het dorp was Midwolderhamrik, dat betekent weidegronden (hamrikken) in het buitengebied van Midwolda. Vandaar de Groninger naam 't Hammerk, zoals het dorp bij de lokale bevolking nog steeds bekendstaat. In de loop der eeuwen werd steeds meer land op de Dollard teruggewonnen. Op dat nieuwe land was het goed boeren. Nieuwolda staat daarom al sinds het begin van de 19e eeuw bekend als 't Golden Hamrik.[2] Wonen op de kweldersVermoedelijk is deze streek ook na de inbraak van de Dollard rond 1470 nooit geheel verlaten geweest. De verhoogde erven van de enkele boerderijen op de oeverwal boden voldoende beschutting tegen stormvloeden. Dat geldt ook voor het terrein van het voormalige klooster Menterwolde of Campus Sylvae, dat bekend stond als De Olde Stoeve ('de oude plek'). In Nieuwolda-Oost en Oostwolderhamrik lagen ten minste zes kleine wierden, waaronder de Brorsbult (genoemd in 1599) bij het streekje Corenswold. Grote delen van dit gebied waren eigendom van het Grijzemonnikenklooster te Termunten en het Grijzevrouwenklooster in Midwolda, die een groot deel van de verlaten landerijen overnamen. Een vermoedelijke inbraakgeul stond bekend als het Nonnegat al zo genoemd in 1600). De meeste bewoners van het verdronken gebied weken uit naar Midwolda en Oostwold. Tot het einde van de 16e eeuw hadden de meeste boerderijen in deze dorpen hooilanden (meeden, uuthmeeden en weerlanden) aan de overzijde van de Dollard. Met platboomde schuiten werd het hooi naar de boerderijen gebracht. Oudere toponiemen die nog aan de tijd van de Dollardinbraak herinnerden, waren Woltlaene, Heijmlaane, Uthende wech en Wynlant (1606: up de Whende). Waar die precies gelegen hebben is onzeker. De voormalige Buitenweg of Griedelaan in Nieuwolda-Oost (eerder Gredtlaene of Gredtlanswech) wordt al genoemd in 1556; hij maakte vermoedelijk deel uit van een oude route vanuit het Oldambt naar het noorden. die via De Heemen aansloot op de Zomerdijk. Bij De Knuif lag een brug (de zogenaamde Raadsherentil) over het Termunterzijldiep. Een van de eerste bedijkingen was de polder Weerdijk bij Wagenborgen. DijkenMidwolder ende Oestwolder hammeryck worden voor het eerst genoemd in 1542. Omstreeks die tijd werd een nieuwe kadedijk aangelegd ter beteugeling van de Dollardvloeden. Deze dijk volgde het tracé van inversierug langs de Munter Ae tussen Woldendorp en 't Waar. Het dorp is aan die dijk ontstaan; enkele boerderijen staan zijdelings tegen de dijk. Omstreeks 1573, enkele jaren na de Allerheiligenvloed werd deze waterkering uitgebouwd tot een zeedijk. De kroniekschrijver Johan Rengers van Ten Post noemt het gebied rond 1582 een vledder [moeras] in de uterdycken achter Wagenborgen in den Dullert gelegen, dat na de Allerheiligenvloed van 1570 door de Oldambtsters succesvol herbedijkt is.[3] Al snel moet er een dorpje zijn ontstaan. Door oorlogshandelingen raakte deze dijk omstreeks 1589 in ongerede. Bij de Nijezijl te Oostwolderhamrik, de Zwaagsterzijl bij Woldendorp en bij de Overtocht werden in 1584 schansen gebouwd, die door Spaansgezinde troepen werden bezet. De Nijezijl voerde het water van het Hondshalstermaar via het Oosterhamrikkermaar naar zee.[4] Deze sluis stond vermoedelijk tevens bekend als Waghenborgerzijl, als zodanig genoemd in 1580.[5] In 1584 is tevens sprake van een zijl in Midwolderhamrick, in 1585 van een zijl te Schemderhamrick.[6] Na de Reductie van 1594 werden de dijken weer hersteld. In 1626, 1666 en 1701 volgden nieuwe inpolderingen. Om de werkzaamheden aan kanalen en dijken te kunnen financieren gaven de kerspelen Midwolda en Nieuwolda in 1671 een lijfrentebrief ter waarde van 36.000 gulden uit. Het rentebedrag van 6% werd jaarlijks onder 33 inleggers verdeeld. Dat ging door totdat de laatste begunstigde in 1754 stierf.[7] Voor de afwatering van de nieuwe polders maakte men aanvankelijk gebruik van de Oude Geut, die uitwaterde door de Oude Swaagzijl, genoemd naar de buurt Scheemderzwaag, waar het zijltje oorspronkelijk lag.[8] Nieuw dorpRond 1600 ontstond er een echt dorp, met een eigen schooltje (genoemd 1612), een korenmolen (bij het ZIjldiep), ambachtlieden en middenstanders. Dankzij de aanleg van het Termunterzijldiep in 1601 kreeg Nieuwolda bovendoen goede verbindingen met de wijde omgeving. Ook het Hondshalstermaar was bevaarbaar. Het dorp vormde een zelfstandig kerspel en was sinds 1648 een kerkelijke gemeente met een eigen predikant, voor wie een nieuwe pastorie bij de Kerkelaan werd gebouwd.[9] De plannen voor zelfstandigheid betonden al langer, want vooral bij slecht weer was het lastig om de Viertorenkerk van Midwolda aan de overzijde van de Dollard te bereiken. Vooral ziekenbezoek en godsdienstlessen voor de jeugd ondervonden moeilijkheden. Pas na het verder opslibben van de kwelders kwam er een directe verbinding tussen beide dorpen langs de Kerkelaan (1659: Hilligenlaene). De verkiezing van twee nieuwe predikanten voor Midwolda in 1647 verliep niet bepaald vlekkeloos. Het Groningse stadsbestuur had er ernstig bezwaar tegen dat de opstandige Oldambtster boeren de procedure naar hun eigen hand hadden gezet. Met de persoon van ds. Johannes Takens, die verantwoordelijk werd voor de toekomstige gemeente Midwolderhamrik, had men minder moeite.[10] Als kerspelzegel koos men de afbeelding van een gewapende strijder die over de golven (of misschien over geploegd land) liep, met als wapenspreuk: Miles domini indefessus, 'de onvermoeide strijder des Heren'.[11] Dit werd in 1931 het gemeentewapen van Nieuwolda, waarbij men de afbeelding echter uitlegde als een man die graankorrels zaait. De wapenspreuk werd in 1991 gebruikt voor het nieuwe wapen van de fusiegemeente Scheemda. In 1657 probeerde Nieuwolda zich verder los te maken van Midwolda, met wie men nog steeds het bouwvallige kerkgebouw deelde. Omstreeks 1663 werd een plek aangewezen voor de bouw van een kerk en de aanleg van een begraafplaats. Daarna werden de stenen voor de beoogde kerkbouw aangeschaft, maar Midwolda maakte bezwaar vanwege de vele uitstaande schulden. Nadat de Viertorenkerk in 1667 grotendeels was ingestort, werden de diensten vermoedelijk (net als in Midwolda) in de dorpsschool gehouden.[12] Pas in 1704 kwam het na lange onderhandelingen tot een boedelscheiding tussen beide dorpen. In 1718 kwam in Nieuwolda eindelijk een nieuwe kerk tot stand, dankzij de royale erfenis die kruidenier Tijmen Harmens in 1669 had nagelaten.[13] Naast de kerk stond een vrijstaande klokkenstoel, die in 1765 plaats maakte voor een aangebouwde toren.[14] De pastorie werd in de tweede helft van de 18e eeuw vervangen door een nieuwe pastorie bij de brug (nu dorpshuis 't Hamrik). De dorpskern komt in de tweede helft van de 17e eeuw ook voor onder de naam Troppelhuizen of Troppel(t)huysen, in de betekenis van 'een tros huizen'. De Hoofdweg stond bekend als Aeweg of Olde Æ wegh, het voetpad op de oude dijk heette dijck pade. De buurtschap Nieuwolda-Oost (oorspronkelijk Oosteinde) ontstond vanaf de tweede helft van de 18e eeuw en stond bekend als De Kamp (mogelijk genoemd naar het klooster Campus Sylvae). Het dorp had verschillende buurtgilden, waaronder Westeinde, Molenhorn, Oosteinde en Oostwolderhamrik. De rijkdom van de toenmalige boerenstand is terug te vinden in de fraaie gebouwen. Het dorp wordt door het Termunterzijldiep doorsneden. Hier werd in de 18e eeuw een klapbrug aangelegd. Beide dorpen bleven tot de Franse tijd één kerkelijk kiescollege houden, dat verantwoordelijk was voor de benoeming van predikanten en schoolmeesters.[15] Ook vormden ze samen één onderdeel van het Termunter Zijlvest, waarvoor ze een vertegenwoordiger leverden. Na 1800In 1808, in de Franse tijd, werd het kerspel Nieuwolda een zelfstandige gemeente. De landerijen ten noorden van de Heemweg werden echter bij Termunten gevoegd. Van 1910 tot 1934 had het dorp een treinstation aan de door de Noordoosterlocaalspoorweg-Maatschappij (NOLS) aangelegde spoorlijn Zuidbroek - Delfzijl. In 1939 werd de spoorlijn opgeheven. Langs Nieuwolda loopt de N362 op het tracé van de voormalige spoorlijn. Van 1894 tot 1954 had Nieuwolda een eigen marechausseekazerne. Op 10 mei 1940 werd in het dorp zwaar gevochten na de Duitse inval in Nederland.[16] Per 31 december 1989 hield de gemeente Nieuwolda op te bestaan en ging op in de vergrote gemeente Scheemda. De laatste burgemeester van Nieuwolda was Lubertus Pit (zie: Lijst van burgemeesters van Nieuwolda). Bij de discussie over de herindeling waren er twee opties: een noordelijke variant (met de gemeente Termunten) naar Delfzijl of een zuidelijke variant (met Midwolda en Scheemda). De laatste variant werd gekozen, waarbij Scheemda de nieuwe hoofdplaats werd, die tevens zijn naam gaf aan de nieuwe gemeente. In 1960 had de gemeente Nieuwolda 1754 inwoners, bij de opheffing eind 1989, toen Scheemda inclusief Nieuwolda in de gemeente Oldambt werd opgenomen, was het aantal inwoners van het dorp gedaald naar 1539.[17] In bijna veertig jaar daalde het aantal inwoners dus met meer dan 200 personen. WaterhuishoudingDe lage kleigronden ten noorden van Nieuwolda werden al vroegtijdig bemalen. Op het grondgebied van Nieuwolda ontstonden de waterschappen Nonnegaatsterpolder (1792), Zuidbultsterpolder (1792, gedeeltelijk), De Dellen (1793, gedeeltelijk), Westerhamrikkermolenkolonie en Westersche Leegte (ca. 1794), Geerewegstermolenkolonie (1830), Weerdijk (1850), Reiderwolderpolder (1862, gedeeltelijk), Oostwolderpolder (1863, gedeeltelijk), Finsterwolderpolder (1863, gedeeltelijk), De Hoogte (1888, gedeeltelijk) en Carel Coenraadpolder (1923, gedeeltelijk). Sinds 2000 behoort het dorpsgebied tot het waterschap Hunze en Aa's. De taken van de watermolens en stoomgemalen in deze polders zijn overgenomen door de motorgemalen Nonnegaat, Zuidbulten, De Waarhoek, De Hoogte, Oude Geut, Oude Zijl en Fiemel. Tot de belangrijkste kanalen behoren Termunterzijldiep, Kattendiep, Verbindingskanaal, Nieuwe Kanaal, Oude Geut en Afwateringskanaal, vroeger ook Hondshalstermaar, Kostverlorendiep, Westerhamrikkermaar, Nonnegaatstermaar, Oosterhamrikkermaar of Oostermonnikermaar, Nieuwe Watering, Oostwolderpolderwatering en Noorderriet. KerkDe hervormde kerk van Nieuwolda, een rijksmonument, is een eenbeukig kerkgebouw, daterend uit 1718. met een toren uit 1765. Op de torenspits staat een zeemeermin als verwijzing naar het land dat op de zee is teruggewonnen. De kerk heeft een bijzonder orgel van Johann Friedrich Wenthin uit 1787. Zie Kerk van Nieuwolda voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Bezienswaardig
Bekender personen uit Nieuwolda
Trivia
Zie ookExterne links
Literatuur
Zie de categorie Nieuwolda van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
Bronnen, noten en/of referenties
|