Jean DaetwylerJean (Hans August) Daetwyler (Bazel, 24 januari 1907 – Sierre, 4 juni 1994) was een Zwitsers componist en dirigent. LevensloopDaetwyler is een zoon van August Daetwyler en Elisa Frieda Vohrer. Tot zijn 7e levensjaar blijven zij in Bazel wonen. In 1913 kreeg zijn vader, een confiseur van beroep, een nieuwe baan in Bulle in de Chocolade-fabriek Broc en de familie vertrekt naar het kanton Wallis. Deze tweetalige grensregio tussen francofoon en Duitstalig Zwitserland is voor de toekomst van Jean in Sierre heel belangrijk. Op achtjarige leeftijd begint hij met het vioolspel. Na het einde van de Eerste Wereldoorlog zette hij zijn studies voort bij Raphaël Radraux, een in de oorlog verminkte Fransman. Bij hem kreeg hij ook tromboneles. Zijn eerste kleine compositie schreef Daetwyler in november 1919, een solo voor viool met de titel Souvenirs des montagnes de la Gruyère. Jean wil muziek studeren, maar dat stuit op tegenstand van zijn vader. Op gezag van vader volgde hij daarom eerst een opleiding in een handelskantoor. Aansluitend werd hij militair op de Rekrutenschule. Daar werd zijn muzikaal talent spoedig ontdekt en hij werd trompettist in de kazerne van Colombier. Nadat hij de Rekrutenschule afgesloten had wilde hij de muziek in. In Parijs studeerde hij eerst aan het Conservatoire national supérieur de musique en aansluitend aan de Schola Cantorum de Paris, waar hij vanaf 1927 leerling was van Vincent d'Indy, Charles Koechlin, Guy de Lioncourt, Albert Bertelin, Amédée Gastoué, Jean de Valois en Paul Le Flem, zonder financiële steun van zijn familie. Om zijn studie te financieren speelde hij in de bioscoop als begeleiding van stomme films en speelde als violist en als trombonist in het Casino-orkest in het bekende Folies-Bergères en in het theater Mogador. Daarnaast werkte hij als Parijse correspondent van het dagblad La Liberté in Fribourg. Tijdens deze jaren maakte hij kennis met Augusta Celina Folly, genoemd Duta. Zijn tweede compositie voor solo viool Sérénade pour Duta werd aan deze dame opgedragen. In 1933 tijdens een reis naar Zwitserland huwde hij Duta. Samen kregen ze drie kinderen, Chantal (1933), Monette (1938) en Roland (1943). In 1935 stapte Daetwyler over naar de École César-Franck in Parijs, die was opgericht na een scheuring bij de Schola Cantorum. Hij deed er in juni 1937 examen voor orkestdirectie, contrapunt en fuga en Gregoriaanse zang en werd er docent. In 1938 ging hij naar Zwitserland terug en werd dirigent en artistiek directeur van de «La Gérondine», Harmonie municipale de Sierre, een functie die hij 40 jaren zou vervullen. In 1939 kreeg hij van de Zentral Walliser Musikverband de opdracht een mars als "Intocht- en Ontvangst-mars" te componeren. Daaruit kwam de Marignan mars, die in het trio het "Walliserlied" integreerde. Dit betekende zijn doorbraak als componist, omdat deze mars bij vele militaire parades ook buiten Wallis gespeeld werd. Zijn werken werden meer en zij choqueerden en provoceerden met haar koenheid. Maar Daetwyler haalde zijn inspiratie meestal uit de folklore van Wallis. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij opgeroepen voor militaire dienst, waarbij hij meerdere maanden in Zinal, in het Val d'Anniviërs werd ingezet. Dit landschap inspireerde hem tot zijn Symphonie alpestre. In 1942 werd hij ook dirigent van het gemengde koor Sainte Cécile in Sierre. Van dit koor bleef hij 39 jaren koorleider. Tijdens de oorlogsjaren is Radio Lausanne op zoek naar muziek van eigen boden. Zo ontwikkelde zich een vruchtbare samenwerking tussen omroep en Jean Daetwyler. In 1947 werd hem de Prix Rhodanien, een prijs voor buitengewoon muzikaal werk in het Zwitserse Rhônedal, toegekend. Deze prijs werd hem door generaal Henry Guisan van het Zwitserse leger in Sierre persoonlijk overhandigd. Daetwyler was ook oprichter van de gemengd koor «La Chanson du Rhône». Met dit koor gaf hij meer dan 1000 concerten in heel Europa. Het bijzondere aan dit koor was, dat zij uitsluitend werk van Daetwyler uitvoerden. Dit koor dirigeerde hij tot 1991. Daetwyler werkte samen met de tekstdichter Aloys Theytaz. Verder werkte hij met de filmproducent Roland Müller. Voor meerdere films van Müller schreef Daetwyler de filmmuziek. Voor de Olympische Winterspelen 1948 in St. Moritz schreef hij de Ski-Symphonie, die door het Internationaal Olympisch Comité met een gouden medaille bekroond werd. Ook voor de Wereldkampioenschap Skiën in Crans-Montana schreef hij zijn Cantate pour les Championnats du monde de ski. Van 1947 tot 1972 was hij professor voor harmonie en contrapunt aan het Conservatoire cantonal de Sion in Sion, dat hij samen met Georges Haenni oprichtte. Vanaf herfst 1951 werd hij ook dirigent van de Orchestre d'harmonie «L'Avenir» in Chamoson. Als componist schreef hij 673 werken. Hij is vooral bekend als componist voor koor, orkest, harmonie- en fanfareorkest en filmmuziek. Hij was actief in het Schweizerischer Blasmusikverband (SBV) en in het Schweizer Blasmusikdirigentverband. Ook was hij een veelgevraagd jurylid bij concoursen. Composities (Selectie)Werken voor orkest
Werken voor harmonie- en fanfareorkest en brassband
Missen, cantates en gewijde muziek
Werken voor koren
Vocale muziek
Kamermuziek
Werken voor orgel
Werken voor piano
Filmmuziek
Publicaties
Externe links |
Portal di Ensiklopedia Dunia