Grote klokjesbij
De Grote Klokjesbij (Chelostoma rapunculi) behoort tot de familie Megachilidae. Het is een oligolectische soort, zoals alle klokjesbijen. De naam verwijst naar de plant, waar ze hoofdzakelijk stuifmeel verzamelt, namelijk bloemen van de klokjesfamilie (Campanula). KenmerkenHet is een typische klokjesbij van ongeveer 10 mm met een smalle lichaamsbouw. Het is een van de klokjesbijen, waarbij de vrouwtjes smalle witte haarbandjes op het achterlijf bezitten, buiten de haarbandjes zijn de vrouwtjes slechts zwak behaard. De buikschuier is geel-wit. De kaken zijn goed ontwikkeld, vrij kort en bezitten drie tanden. De clypeus is sterk gebogen. De mannetjes zijn vrij sterk geel-bruin behaard, zowel kop, borststuk als achterlijf. Ze bezitten drie afgeknotte tanden op het einde van het achterlijf. BiologieDe Grote Klokjesbij verzamelt voornamelijk stuifmeel op klokjes. Verder is bloembezoek vastgesteld bij: salie, Centaurea sp., slangenkruid, wilgenroosje, kruipende boterbloem, wilde reseda, e.a. Het stuifmeel wordt verzameld en naar het nest gebracht met de buikschuier. Voorkomen en vliegtijdHet is een soort van de Oude Wereld, maar werd ook al in Amerika gevangen. Via de database van Fauna Europaea kan men de recente verspreiding in Europa bekijken. De vliegperiode ligt voornamelijk tussen mei en augustus. In maart 2015 werd bekendgemaakt dat in de stad Amsterdam de grote klokjesbij als nieuwe soort was waargenomen.[1] Bronnen, noten en/of referenties
|