Graafschap Leiningen-WesterburgHet graafschap Leiningen-Westerburg was een tot de Boven-Rijnse Kreits behorend graafschap binnen het Heilige Roomse Rijk. Leiningen-Westerburg ontstond in 1467 toen Reinhard V, heer van Westerburg het grootste deel van het graafschap Leiningen erfde: de helft van Altleiningen, een kwart van Neuleiningen, Grünstadt, Asselheim, Sausenheim, Obrigheim, Kirchheim, Tiefental, Ebertsheim, Lautersheim, Bossweiler, Albsheim, Bissersheim, Hertlinghausen, Wattenheim, Seckenhausen, Wachenheim aan de Pfrimm, Mertelsheim en Quirnheim. Hij noemde zich sindsdien graaf van Leiningen-Westerburg. Na de dood van Kuno III in 1557 worden zijn bezittingen verdeeld onder zijn zoons:
Ten gevolge van het huwelijk van Philips met Amalia van Zweibrücken-Lichtenberg (huis Saarbrücken) komt in 1541 de heerlijkheid Oberbronn en in 1577 de halve heerlijkheid Forbach en een kwart van de heerlijkheid Rixingen in zijn bezit. Lodewijk van Leiningen in Leiningen verwerft in 1602 een tweede kwart van de heerlijkheid Rixingen en de tweede helft van de heerlijkheid Forbach na het uitsterven van de heren van Reipoltskirchen. Na zijn dood in 1622 vindt een verdere versnippering van het bezit plaats:
Na het uitsterven van de in 1557 ontstane hoofdtak Leiningen in 1705 komt het graafgschap aan de jongere tak Leiningen-Schaumburg. Deze tak had inmiddels in 1654 de heerlijkheid Schaumburg verkocht aan de graaf van Holzappel zodat het bezit inmiddels beperkt is tot Leiningen,Westerburg en Oberbronn. Het bezit wordt echter direct weer verdeeld onder twee nieuwe takken:
In 1767 wordt Neuleiningen verkocht. Als in 1797 het graafschap Altleiningen door Frankrijk wordt ingelijfd, blijft Westerburg als belangrijkste bezitting over. In paragraaf 20 van de Reichsdeputationshauptschluss(RDH) van 25 februari 1803 wordt de schadloosstelling van het totale huis Leiningen geregeld voor het verlies van het graafschap Leiningen, het graafschap Dagsburg en de heerlijkheid Weikersheim.
In artikel 24 van de Rijnbondakte van 12 juli 1806 worden de heerlijkheden Westerburg en Schadeck onder de soevereiniteit van het groothertogdom Berg en de heerlijkheid Ilbenstadt onder de soevereiniteit van het groothertogdom Hessen-Darmstadt gesteld: de mediatisering. Als na de Franse nederlagen de prins van Oranje in november 1813 zijn erflanden weer in bezit kan nemen, mag hij ook de soevereiniteit over Westerburg en Schadeck van het groothertogdom Berg overnemen. Op 31 mei 1815 staat hij de gebieden aan het koninkrijk Pruisen af, dat ze delfde dag aan het hertogdom Nassau afstaat. BezittingenDe graaf van Leiningen-Westerburg te Grünstadt bezat:
De graaf van Leiningen-Westerburg te Westerburg bezat:
De beide graven van Leiningen-Westerburg te Grünstadt en te Westerburg bezaten gemeenschappelijk
Regenten in Grünstadt
|
Portal di Ensiklopedia Dunia