Fulgentius van Affligem
Fulgentius van Affligem (1055 - 1122) was de eerste abt van de abdij van Affligem. Zijn functie als abt verkreeg hij door een verkiezing op 11 november 1088. Enkele maanden later, op 23 april 1088, werd hij gewijd. Fulgentius was afkomstig uit Frasnes-lez-Gosselies in Brabant. Deze plek maakt deel uit van de gemeente Les Bons Villers, die zich bevindt in Henegouwen. Voordat hij abt was in Affligem, was hij monnik van Saint-Vanne in Verdun.[1] Orde van ClunyFulgentius wordt gezien als de persoon die de gebruiken van de orde van Cluny in de abdij van Affligem invoerde, maar over de sterkte van de Cluniacenzische invloed op de abdij van Affligem wordt gediscussieerd.[2] In een oorkonde uit 1096 zijn Fulgentius’ monastieke opvattingen waar te nemen, die gebaseerd zijn op het model van Cluny. De oorkonde gaat over een stuk grond in Meerhem dat geschonken werd aan de abdij van Affligem (en aan Fulgentius) door Giselbert van Gent.[3] Uitbreiding van de abdijFulgentius heeft priorijen opgericht in: Basse-Wavre, Frasnes-lez-Anvaing, Saint-André, Maria-Laach en richtte hij ook de vrouwelijke priorij van Vorst op. Hij weet tevens enkele boerderijen te verkrijgen die beheerd worden door lekenbroeders die buiten het klooster wonen. Door zijn succesvol beleid werd Fulgentius gerespecteerd.[2] Drie grote mislukkingenFulgentius’ carrière wordt ondanks al zijn successen gekenmerkt door drie grote tekortkomingen.[3]
Conflict met de bisschop van VerdunAbt Fulgentius durfde bisschop Thierry van Verdun uit te dagen en dit zou leiden tot een beschuldiging door de vernoemde bisschop. Hij verzette zich tegen de keizergezinde bisschop. Abt Fulgentius werd verdacht van laster over de prelaat en laster over de keizer. De beschuldiging over laster kwam na een overleg tussen Fulgentius en de oprichters van de kerk van Affligem. Wolbodo, een van de medeoprichters van de kerk van Affligem, eiste een zesde van alles wat op de locatie van de kerk werd geproduceerd. De vernoemde kwestie was de aanleiding van het overleg en na de afloop hiervan weigerden de andere oprichters zijn opeising. Na de beschuldiging en op bevel van de bisschop van Kamerijk werd Fulgentius verdreven uit het gebied. Zijn toevluchtsoord vond hij bij de aartsbisschop van Reims, die het bevel gaf om hem met rust te laten. Dit alles speelde zich af in 1086.[1] LegendeEen handschrift, dat op basis van paleografisch bewijs dateert uit de twaalfde eeuw, bevat een wonderverhaal waarin abt Fulgentius figureert. Wonderverhalen waarin de abt voorkomt, komen vanaf de tweede helft van de twaalfde eeuw veel voor. Zo bestaat er bijvoorbeeld een verhaal over een visioen dat hij zou hebben gehad. In dit visioen waren ook Hugo van Cluny en Anselmus van Canterbury aanwezig. De abt werd in heiligenverhalen geschetst als duivelbezweerder.[4] Bronnen, noten en/of referenties
|
Portal di Ensiklopedia Dunia