Fredrik PijperFredrik Pijper (Hoogwoud, 9 januari 1859 - Rotterdam, 26 februari 1926) was een Nederlands theoloog, kerkhistoricus en rector magnificus van de Rijksuniversiteit Leiden. LevensloopIn 1859 werd Fredrik Pijper geboren te Hoogwoud als zoon van Cornelis Pijper en Grietje Appel. Aanvankelijk volgde hij les aan de openbare school in De Weere, maar later kreeg hij privé-onderricht van onder andere dr. Jan Anthonie Bruins. Nadien ging hij theologie studeren in Leiden, waar hij lid was van het theologisch collegium Quisque Suis Viribus. Pijper trad in 1882 in het huwelijk met Maria Petronella van Wijk, dochter van een schoolhoofd te Leiden. Hij ging vervolgens aan de slag als predikant te Eenigenburg (1882-1884), Kimswerd (1884-1886), Veendam (1886-1890) en Berkhout (1890-1897). Met zijn vrouw kreeg hij vier zonen en één dochter. In 1912 ontving hij het erekruis van ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw voor zien verdiensten als rector van de universiteit van Leiden.[1] Pijper werd door biograaf S.B.J. Zilverberg omschreven als "een man uit één stuk" en een "noeste werker", "aangetrokken tot de erasmiaans-humanistische levens- en wereldbeschouwing" hetgeen zich uitte in diens levenswerk.[2] Academische carrièrePijper promoveerde in 1883 aan de universiteit van Leiden met een doctoraalscriptie onder prof. dr. Johannes Gerhardus Acquoy over de Gentse balling Jan Utenhove, dewelke eerste ouderling werd aan de vreemdelingenkerk Austin Friars in Londen. Toen Acquoy in 1896 overleed viel de keuze op Pijper als zijn opvolger. Tussen 1911 en 1912 was hij rector van de Rijksuniversiteit Leiden. Op 15 september 1924 ging Pijper met emeritaat, na bijna dertig jaar hoogleraar geweest te zijn, waarna hij opgevolgd werd als hoogleraar door Albert Eekhof. Aanvankelijk besteedde Pijper voornamelijk aandacht aan het Rooms-katholicisme en de middeleeuwen. Later ging zijn interesse steeds meer uit naar de Reformatie en het gereformeerd protestantisme tijdens de vroegmoderne tijd. Vooral over de geschiedenis van de religieuze ballingen uit de Nederlanden heeft Pijper veel geschreven, getuige de Martelaarsboeken uit 1924. Deze interesse deelde Pijper vooral met zijn leerling Johannes Lindeboom.[3] Een andere doctorandus die hij begeleidde was Jan Nicolaas Bakhuizen van den Brink met een proefschrift getiteld De oud-christelijke monumenten van Ephesus. Anderzijds verdiende ook christelijke kunst doorheen de geschiedenis zijn ongebreidelde interesse.[1] Een laatste onderwerp waar hij zich overigens mee bezighield was christelijke archeologie. Zo werkte hij mee aan een commissie die onderzoek verrichtte naar de Romeinse catacomben waar vroege christenen hun eredienst verrichtten.[4] Pijpers passie voor kerkgeschiedenis werd o.a. botgevierd in het Kerkhistorisch Gezelschap S.S.S., een organisatie die hij zelf oprichtte in 1901 die om de twee weken vergaderde bij hem thuis.[2] Lidmaatschappen en benoemingen
Publicaties
Zie ookExterne linkBronnen, noten en/of referenties
Zie de categorie Fredrik Pijper van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
|
Portal di Ensiklopedia Dunia