Eerste Kamerverkiezingen 1904
|
Datum
|
3 augustus 1904
|
Land
|
Nederland
|
Te verdelen zetels
|
50
|
Opvolging verkiezingen
|
|
|
De Eerste Kamerverkiezingen 1904 waren tussentijdse Nederlandse verkiezingen voor de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Zij vonden plaats op 3 augustus 1904.[1]
De verkiezingen waren noodzakelijk geworden door de ontbinding van de Eerste Kamer[2], nadat een voorstel tot wijziging van de Hoger Onderwijswet door de Eerste Kamer was verworpen.[3] Bij deze verkiezingen kozen de leden van Provinciale Staten - die bij de Statenverkiezingen in juni 1904 gekozen waren - in elf kiesgroepen naar provincie[4] 50 nieuwe leden.
De uitslag van de verkiezingen was als volgt:
Gekozenen
Bij deze verkiezingen waren alle 50 leden aftredend, van wie 34 herkozen werden.[7] De stemmingen voor de overige vacatures hadden de volgende resultaten:
De zittingsperiode van de Eerste Kamer ging in op 20 september 1904. De zittingstermijn van de gekozen Kamerleden bedroeg negen jaar.[8]
Bronnen
Noten
- ↑ In Overijssel vonden de verkiezingen plaats op 1 november 1904.
- ↑ Nederlandsche Staatscourant, 21 juli 1904
- ↑ De ontbinding van de Eerste Kamer was controversieel. Het zittende kabinet had geen meerderheid in de Eerste Kamer. Een derde gedeelte van de Eerste Kamer zou volgens planning eerst in 1905 verkiesbaar zijn (en vervolgens 3 resp. 6 jaar later), maar zolang wilde het kabinet niet wachten. De uitslag van de Statenverkiezingen in juni 1904 sterkte de verwachting dat een verkiezing van de gehele Eerste Kamer een meerderheid voor de regeringspartijen zou opleveren.
- ↑ a b Zie Eerste Kamerverkiezingen voor een nadere toelichting.
- ↑ Een wijziging van het aantal zetels van een partij c.q. groepering is ontstaan door tussentijdse verkiezingen als gevolg van aftreden en overlijden gedurende de zittingsperiode 1902-1904.
- ↑ De CHP ontstond in 1903 door een fusie van de Vrij-Antirevolutionaire Partij en de Christelijk-Historische Kiezersbond.
- ↑ Eén aftredend lid werd opnieuw gekozen in een andere provincie.
- ↑ Om de drie jaar was een derde deel van de Kamerleden aftredend.