Stoica werd in 1929 lid van de communistische jeugdbeweging en sloot zich in 1930 aan bij de Roemeense Communistische Partij (RCP). In 1933 werd hij tot twaalf jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens zijn aandeel in de grote spoorwegstaking. Na de val van het fascistisch bewind in Roemenië in augustus 1944 kwam hij vrij. In 1944 werd hij lid van het Centraal Comité van de RCP. Tussen 1946 en 1952 bekleedde hij diverse ministersposten en bekleedde hij tevens hoge functies bij de Roemeense Spoorwegen.