De brede orchis of meiorchis (Dactylorhiza majalis) is een Europese orchidee. Het is een vroege bloeier, die gewoonlijk begin mei reeds in bloei staat in vochtige graslanden.
De soort werd in Nederland vroeger wel "breedbladige orchis" genoemd.[1]
Etymologie
De geslachtsnaam Dactylorhiza houdt verband met het Oudgriekseδάκτυλος, daktulos (vinger) en ῥίζα, rhiza (wortel): de ondergrondse wortelknollen lijken op een hand met een aantal vingers.
De soortaanduidingmajalis is ontleend aan het Latijnse 'maius' (mei), wat betrekking heeft op de bloeiperiode.
Kenmerken
Plant
Dactylorhiza majalis is een overblijvendegeofyt. Het is een middelgrote (maximaal 40 cm), stevige plant met een dikke, holle en naar boven geribde bloemstengel, drie tot vijf verspreid staande, afstaande en gevlekte gewone, en één of twee schutbladachtigebladeren, en een dichte, rijkbebloemde cilindrische bloeiaar van maximaal 15 cm, met paarse bloemen.
Bladeren
De onderste bladeren zijn vlak of licht gevouwen, meestal afstaand, lancetvormig tot lijn-lancetvormig, drie tot vier keer zo lang als breed, met de grootste breedte in het midden en met een spitse top. De bovenzijde is meestal gevlekt, met gevulde of ringvormige vlekken, die slechts zelden afwezig zijn. De bovenste bladeren lijken reeds veel op de schutbladeren. Van de echte schutbladeren zijn enkel de onderste langer dan de vruchtbeginsels.
Bloemen
De bloemen zijn tweezijdig symmetrisch, donkerpaars tot roodpaars gekleurd, donkerder dan de meeste andere Dactylorhiza-soorten. Ze zijn groot en volledig geopend. De zijdelingse kelkbladen zijn afstaand of naar achter geslagen. De lip is breder dan lang, steeds drielobbig, bijna vlak of met iets teruggeslagen zijlobben, en een getande rand. De grote middenlob is lichter gekleurd dan de zijlobben, met weinig tekening. Het honingmerk (de tekening op de lip) bestaat uit donkere tot vage boogjes, stippen en streepjes, tot gesloten lussen. De zijslippen wijzen omhoog. De spoor is naar onder gebogen en ongeveer driekwart zo lang als het vruchtbeginsel.
De bloeitijd is van eind april of begin mei (in laagvlakten) tot juli (in de bergen). Het is de eerste bloeiende Dactylorhiza-soort. De bloei begint reeds tijdens de groei van de plant, zodat de bloemen in het begin tussen de bladeren zitten.
Variabiliteit
De variabiliteit binnen deze soort is vrij beperkt. Uitzonderlijk komen planten voor met ongevlekte bladeren (onder andere bij de ondersoort veenorchis). De vorm en kleur van de bloemen is vrij constant.
Voortplanting en verspreiding
De brede orchis verspreidt zich via stoffijn zaad. Voor het overleven als plant is zij aangewezen op een mutualistische symbiose met een bodemschimmel.
Dactylorhiza majalis komt voor in de Atlantische provincie van Europa, van Zuid-Scandinavië tot het noorden van Spanje en Italië. Hoever de soort naar het zuidoosten voorkomt is niet duidelijk. De soort is in zijn verspreidingsgebied over het algemeen niet zeldzaam en kan plaatselijk zelfs algemeen zijn.
In België is de plant zeer zeldzaam, in Nederland is de soort algemener.
Van Dactylorhiza komt een tiental sterk gelijkende soorten in België en Nederland voor.
De soort kan onderscheiden worden door de vroege bloeitijd (als eerste van de Dactylorhiza-soorten), zijn forse habitus en holle stengel, en de donkere, drielobbige bloemlip.
Bedreiging en bescherming
Dactylorhiza majalis wordt vooral bedreigd door het verdwijnen van zijn voorkeurshabitat door drooglegging, ingebruikname door de landbouw en vermesting van vochtige biotopen. In sommige natuurgebieden wordt de grond kunstmatig schraal gehouden door na het maaien het gras af te voeren. Op deze wijze blijft de brede orchis behouden in deze gebieden.
Meijden, R. van der (2005). Heukels' Flora van Nederland, Wolters-Noordhoff, Groningen/Houten, ISBN 90-01-58344-X
Bournérias, M., Prat, D. et al. (collectif de la Société Français d'Orchidophilie) (2005). Les Orchidées de France, Belgique et Luxembourg, deuxième édition, Biotope, Mèze, (Collection Parthenope), ISBN 2-914817-11-8
Delforge, P. (1994).Guide des orchidées d'Europe, d'Afrique du Nord et du Proche-Orient, Delachaux et Niestlé, ISBN 2-603-01323-8