Lévy staat bekend als een van de leidende ‘Nieuwe Filosofen' (les Nouveaux Philosophes), Franse denkers die zowel het marxisme als de filosofieën van Sartre, Nietzsche en Heidegger bekritiseren. Hij brak door met zijn filosofische essay La barbarie à visage humain ("De barbaarsheid met een menselijk gezicht") uit 1977.
In juni 2000 richtte hij in Jeruzalem, samen met de voormalige laatste secretaris van Sartre, Benny Lévy, die later rabbijn werd, en met de filosoof en schrijver Alain Finkielkraut, het 'Institut d'Études Lévinassiennes' op, dat zich wijdt aan de inventarisatie van het oeuvre en de nadere bestudering van het gedachtegoed van de Frans-Joodse filosoof Emmanuel Lévinas. Hij erkende zijn schatplichtigheid aan Lévinas voor het eerst in Le testament de Dieu (1979).
Werken
Bangla-Desh, Nationalisme dans la révolution, 1973
La barbarie à visage humain, 1977 (De barbaarsheid met een menselijk gezicht, 1978, vert. Anton van der Niet)
Le testament de Dieu, 1979
L’idéologie française, 1981
Le diable en tête, 1984 (De duivel in het hoofd, 2e dr., 1988, vert. Miep Veenis; oorspronkelijke titel: De duivel op kop, 1986)
Eloge des intellectuels, 1987
Les derniers jours de Charles Baudelaire, 1988 (De laatste dagen van Charles Baudelaire, 1989, vert. Sonja Pos et al.)
Les aventures de la liberté, 1991
Le jugement dernier, 1992
Piero della Francesca, 1992
Les hommes et les femmes, 1994 (Mannen en vrouwen, 1993, vert. Arnan Oberski)
Bosna!,1994
La pureté dangereuse, 1994
Comédie, 1997
Le siècle de Sartre, 2000 (De eeuw van Sartre, 2004, vert. Hanneke Los, Martine Vosmaer, Karina van Santen et al.)
Réflexions sur la Guerre, le Mal et la fin de l’Histoire, 2002
Qui a tué Daniel Pearl?, 2003 (Wie vermoordde Daniel Pearl?, 2003, vert. Zsuzsó Pennings)
Récidives, 2004
American Vertigo, 2006 (Duizelingwekkend Amerika, 2007, vert. Ineke Mertens)