Alpenscheefkelk
De alpenscheefkelk (Arabis alpina) is een overblijvende plant uit de kruisbloemenfamilie (Brassicaceae), die voorkomt in bergketens in Europa, Noord-Afrika, Midden- en Oost-Azië en Noord-Amerika. Naamgeving en etymologie
De botanische naam Arabis is Oudgrieks voor 'van Arabië'. De soortaanduiding alpina slaat op een van de vindplaatsen, de Alpen. KenmerkenDe alpenscheefkelk is een meerjarige kruidachtige plant, met een vertakte stengel die tot 40 cm hoog wordt. De plant draagt aan de voet een wortelrozet met kort gesteelde breed ovale bladeren met ruw getande bladrand. De stengelbladeren staan verspreid en zijn langgerekt hartvormig met een stengelomvattende bladvoet. De bloeiwijze is een kleine, dichte bloemtros met kelkvormige, viertallige bloemen. De kroonblaadjes zijn wit en 6 tot 10 mm lang. De kelkbladen zijn min of meer zakvormig en dragen aan de voet nectarklieren. De vrucht is een 20 tot 60 mm lange peul. De plant bloeit van maart tot in het najaar, soms tot in de winter. Habitat en verspreidingDe alpenscheefkelk komt vooral voor in bergachtige gebieden op open, stenige plaatsen op kalkrijke bodem, tot op 3.300 m hoogte. Noordelijk komt ze ook in laaglanden voor. De soort is waarschijnlijk oorspronkelijk afkomstig uit Klein-Azië, waar ze ongeveer 2 miljoen jaar gelden ontstaan is en nog steeds de grootste genetische diversiteit kent.[1] Vandaar is de plant ongeveer 500.000 jaar geleden gemigreerd naar de bergen van Oost-Afrika en nog later na de ijstijden naar de gebergten van Midden- en Noord-Europa (zoals in de Kalkalpen), en verder naar Groenland en Noord-Amerika. Relicten van die migratie zijn nog te vinden in koude ravijnen in middelgebergtes als het Duitse Harzgebergte en de Jura. Bronnen, noten en/of referenties
|