In de muziek is de 22-toonsverdeling, de zogenaamde 22-tet, 22-edo of 22-et, de getempereerde schaal afgeleid door de verdeling van het octaaf in 22 gelijke intervallen met elk een frequentieverhouding van 21/22 of 54,55 cent (Playⓘ).
Het idee om het octaaf te verdelen in 22 gelijke delen lijkt te zijn ontstaan bij de 19e-eeuwse muziektheoreticus R.H.M. Bosanquet. Geïnspireerd door de verdeling van het octaaf in 22 ongelijke delen in de muziektheorie van India, merkte Bosanquet op dat het met een dergelijke verdeling mogelijk was een stemming met limiet 5 met aanvaardbare nauwkeurigheid te verkrijgen. Hierin werd hij in de 20e eeuw gevolgd door theoreticus José Würschmidt, die deze stemming opmerkte als volgende mogelijke stap na de 19-toonsverdeling. Ook J. Murray Barbour volgde Bosanquet ook in zijn overzicht van stemmingen, Tuning and Temperament. Een hedendaagse voorstander van de 22-toonsverdeling is onder andere muziektheoreticus Paul Erlich.
Intervalgrootte
Hier volgt de grootte van de voornaamste intervallen in dit systeem:
Barbour, James Murray, Tuning and temperament, a historical survey, East Lansing, Michigan State College Press, 1953 [c1951]
Bosanquet, R.H.M. "On the Hindoo division of the octave, with additions to the theory of higher orders" (Archived 2009-10-22), Proceedings of the Royal Society of London vol. 26 (March 1, 1877 to December 20, 1877) Taylor & Francis, London 1878, pp. 372-384. (Reproduced in Tagore, Sourindro Mohun, Hindu Music from Various Authors, Chowkhamba Sanskrit Series, Varanasi, India, 1965)