Niet te verwarren met het graafschap Schwerin[2],[3],[4] dat ten westen lag; de stad Schwerin lag op de grens tussen prinsbisdom en graafschap (zie kaart).
Het bisdom Michelenburg werd in 1062/6 gesticht voor de missionering van de Abodriten. Het bisdom maakte deel uit van de kerkprovincie Bremen. Het bisdom ging ten onder tijdens de Slavenopstand en werd in 1149/60 opnieuw gesticht.[5] In 1166 verlegde Hendrik de Leeuw de bisschopszetel naar het pas veroverde Schwerin. In 1177 verkreeg het bisdom de burcht en het land Bützow. Missioneringskloosters werden gesticht in Doberan en Dargun. Na de val van hertog Hendrik de Leeuw van Saksen in 1180 werd het bisdom rijksvrij. Deze status was echter omstreden. Sinds 1239 resideerden de bisschoppen in Bützow. In de vijftiende eeuw werden de bisschoppen afhankelijk van de hertogen van Mecklenburg.
In 1533/68 werd de Reformatie ingevoerd. In 1561 bevestigde het Rijkskamergerecht dat het bisdom Reichsunmittelbar was.
Van 1627 tot 1633 was het als leen in bezit van Wallenstein.
Door paragraaf 1 van artikel 12 van de Vrede van Osnabrück van 1648 kwam het bisdom als erfelijk vorstendom en rijksleen aan de hertog van Mecklenburg-Schwerin. De met het vorstendom verbonden zetels in de Rijksdag en de Neder-Saksische Kreits bleven bestaan.
Pas in 1851 gingen de landstanden van het vorstendom op in die van Mecklenburg.
Regenten
1062-1066: Johan I Scotus
1066-1148: onderdrukking van het bisdom
1149-1155: Emmehard
1155-1191: Berno
1191-1238: Brunward
1238-1239: Frederik I, graaf van Schwerin
1240-1247: Dietrich
1248-1249: Willem
1249-1262: Rudolf I
1263-1291: Herman I graaf van Schladen
1292-1314: Gotfried I van Bülow
1315-1322: Herman II van Maltzan
1322-1331: Johan II edele van Ganz zu Puttlitz
1331-1339: Ludolf van Bülow
1339-1347: Hendrik I van Bülow
1347-1356: Andreas van Wislica
1356-1364: Albrecht van Sternberg
1365-1365: Rudolf II van Anhalt
1366-1375: Frederik II van Bülow
1375-1381: Melchior van Brunswijk-Grubenhagen (1369-1376: bisschop van Osnabrück)
1381-1390: (Johan) Potho van Pothenstein (1379-1381: bisschop van Münster)
1391-1415: Rudolf III van Mecklenburg-Stargard
1416-1418: Hendrik II van Nauen
1419-1429: Hendrik III van Wangelin
1429-1444: Herman III Köppen
1444-1457: Nikolaas I Böddeker
1457-1458: Gotfried II Lange
1458-1473: Werner Wolmers
1473-1479: Balthasar van Mecklenburg (administrator; 1480-1507: hertog van Mecklenburg-Schwerin)
1479-1482: Nikolaas II van Pentz
1482-1503: Koenraad Loste
1504-1506: Johan III Thun
1508-1516: Peter Walkow
1516-1550: Magnus van Mecklenburg (administrator)
1550-1603: Ulrich I van Mecklenburg-Schwerin (administrator)
1603-1624: Ulrich II van Denemarken (administrator)
1624-1633: Ulrich III van Denemarken (administrator)
1634-1648: Adolf Frederik van Mecklenburg-Schwerin (administrator)
↑Gerhard Köbler. Historisches Lexikon der deutschen Länder; die deutschen Territorien vom Mittelalter bis zur Gegenwart. Verlag CH Beck, München 2007. ISBN 978-3-406-54986-1 Op blz 655 Hochstift, Fürstentum Schwerin. on line
↑Friedrich Wigger. Ueber die Stammtafel der alten Grafen von Schwerin. In: Jahrbücher des Vereins für Mecklenburgische Geschichte und Altertumskunde, Band 34, S. 55-140. 1869 on line
↑Georg Christian Friedrich Lisch. Zur Genealogie der Grafen von Schwerin und über den Verkauf der Grafschaft Schwerin. In: Jahrbücher des Vereins für Mecklenburgische Geschichte und Altertumskunde, Band 15, S. 23-42. 1850 on line
↑Gerhard Köbler, zie referentie hierboven. Op blz 654 Grafschaft Schwerin. on line