Verbond van els en vogelkers
Het verbond van els vogelkers (Alno-Padion) is een verbond uit de orde van eiken- en beukenbossen op voedselrijke grond (Fagetalia sylvaticae). Het verbond omvat plantengemeenschappen die voorkomen op jonge, voedselrijke bodems met een goede watervoorziening en die gekenmerkt wordt door een zeer rijke structuur en een diverse bosflora. Het verbond telt in Nederland en Vlaanderen vijf onderliggende associaties in twee onderverbonden. Naamgeving en codering
De wetenschappelijke naam Alno-Padion is afgeleid van de botanische naam van zwarte els (Alnus glutinosa) en een synoniem van gewone vogelkers (Prunus padus syn. Padus avium). FysiognomieHet verbond van els en vogelkers kent in de Lage Landen een duidelijk gelaagde structuur met een hoog opgaande boomlaag, met dominantie van loofbomen, een zeer goed ontwikkelde en soortenrijke struiklaag, een kruidlaag met voorjaarsbloeiers en ruigtekruiden en een eveneens goed ontwikkelde moslaag. EcologieHet verbond van els en vogelkers omvat hoog opgaande, zeer goed gestructureerde gemengde zomergroene loofbossen op jonge, voedselrijke bodems met een goede vochtvoorziening. De bodem kan periodisch overstromen of kent een zeer variabele grondwaterspiegel en wordt daardoor continu verrijkt. Organisch materiaal (humus) wordt snel afgebroken. Onderliggende syntaxa in Nederland en VlaanderenHet verbond van els en vogelkers wordt in Nederland en Vlaanderen vertegenwoordigd door vijf associaties. De associaties uit dit verbond worden door verscheidene opvattingen nog onderverdeeld bij twee onderverbonden die hoofdzakelijk het verschil in de bodemsamenstelling weerspiegelen.
Onderverbond Ulmenion carpinifoliaeEen onderverbond typisch voor klei- en leemgronden, soms op zandgronden, en met als kensoorten de gladde iep (Ulmus minor, syn. U. carpinifolia), de gewone esdoorn, de paardenkastanje, en voorjaarsbloeiers als het sneeuwklokje, de wilde hyacint en de bostulp. De syntaxoncode voor Nederland is 43Aa'. Onderverbond Circaeo-AlnenionEen onderverbond dat vooral voorkomt op vochtige tot natte, humeuze zandgronden in beekvalleien, dikwijls direct bevloeid door de beek of door basenrijk grondwater, en met als kensoorten de zwarte els (Alnus glutinosa), de Gelderse roos, de wilde kamperfoelie, de framboos , de gewone engelwortel en de wijfjesvaren. De syntaxoncode voor Nederland is 43Aa". Romp- en derivaatgemeenschappenHet verbond telt een tiental rompgemeenschappen, vegetatietypes die enkel kensoorten en differentiërende soorten bezit van een hoger syntaxonomisch niveau dan de associatie, samen met nog begeleidende soorten. Drie rompgemeenschappen worden hier verder beschreven. Rompgemeenschap van fluitenkruidDe rompgemeenschap van fluitenkruid (RG Anthriscus sylvestris-[Ulmenion carpinifoliae]) is een rompgemeenschap van het onderverbond Ulmenion carpinifoliae. Het is een jonge gemeenschap op eerder lichte bodem, vooral te vinden in populierenaanplant op de landzijde van rivierdijken, waarvan de ondergroei regelmatig wordt gemaaid. De ondergroei wordt gedomineerd door fluitenkruid (Anthriscus sylvestris), in de lente vergezeld door gewoon speenkruid. Ook grote brandnetel, kleefkruid, hondsdraf en gewone berenklauw komen frequent voor. De boomlaag bestaat vooral uit canadapopulier, gewone es en gladde iep. De syntaxoncode voor Nederland (rVvN) is r46RG01. Rompgemeenschap van grote brandnetelDe rompgemeenschap van grote brandnetel (RG Urtica dioica-[Ulmenion carpinifoliae]) is eveneens een rompgemeenschap van het onderverbond Ulmenion carpinifoliae. Het komt voor op goed gedraineerde of hogergelegen plaatsen in valleigronden en in zoetwatergetijdegebieden. Het zijn meestal jonge gemeenschappen, ontstaan als aanplantingen van wilg of populier, of uit voormalige wilgenopslag die is afgesneden van de onmiddellijke invloed van het rivierwater. De grote brandnetel (Urtica dioica) is steeds aanwezig en dikwijls dominant. De gemeenschap kan van andere onderscheiden worden door de aanwezigheid van wilgen als schietwilg, amandelwilg en katwilg in de boom- en struiklaag, nitrofiele soorten als grote brandnetel, dauwbraam, haagwinde, gewone smeerwortel, kleefkruid, hondsdraf en ruw beemdgras en moerasplanten als lidrus, moerasspirea, liesgras, bitterzoet, grote kattenstaart in de ondergroei. De syntaxoncode voor Nederland (rVvN) is r46RG05, BWK-karteringseenheden voor Vlaanderen is het nitrofiel alluviaal elzenbos (vn). Gemeenschap van canadapopulier en schaafstroDe gemeenschap van canadapopulier en schaafstro (RG Urtica dioica-[Circaeo-Alnenion]) is een rompgemeenschap uit het onderverbond Circaeo-Alnenion. Het is te vinden als populierenaanplant op de landzijde van dijken langs de grote rivieren en in kleinere beekvalleien, op natte, lemige, kleiige of venige bodems. Het ontstaat ook spontaan in gedraineerde elzenbroeken. Ook hier is de grote brandnetel (Urtica dioica) zeer abundant tot dominant. Differentiërende soorten tegenover andere rompgemeenschappen in het onderverbond zijn de zwarte els in de boomlaag, Gelderse roos, hazelaar, gewone vlier, gewone vogelkers en wilde lijsterbes in de struiklaag en wilde kamperfoelie, framboos, wijfjesvaren, ijle zegge, ruwe smele, koninginnenkruid, hop, gewone braam, dagkoekoeksbloem, bosandoorn, drienerfmuur, schaduwgras, kleefkruid, hondsdraf en ruw beemdgras in de kruidlaag. De syntaxoncode voor Nederland is 43RG02, BWK-karteringseenheden voor Vlaanderen is eveneens het nitrofiel alluviaal elzenbos (vn). Diagnostische taxa voor Nederland en VlaanderenHet verbond heeft als belangrijkste kensoorten in Nederland en Vlaanderen de gewone vogelkers, het reuzenzwenkgras, de bloedzuring en de dagkoekoeksbloem. Het kan onderscheiden worden van het haagbeuken-verbond, de climaxvegetatie, door de aanwezigheid van onder andere grote brandnetel, zevenblad, hondsdraf en de kruipende boterbloem. De kensoorten en differentiërende soorten voor Nederland en Vlaanderen zijn:
Geen kensoorten Fotogalerij
Zie ookZie de categorie Alno-Padion van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
Bronnen, noten en/of referenties
|