Van den Berghe de Limminghe
Van den Berghe de Limminghe was een Belgisch adellijk geslacht, afkomstig uit Leuven, waarvan de geschiedenis terugging tot in de 13de eeuw. Ze behoorden aanvankelijk tot het patriciaat van deze stad en bouwden vandaar aan hun opgang in de feodale maatschappij. Sinds de 17de eeuw werd hun pretentieuze afstamming van het Leuvense geslacht Uten Liemingen officieel erkend door Karel II van Spanje en werd Charles van den Berghe verheven tot graaf van Limminghe. OorsprongLeuvenDe algemeen aanvaarde stamboom van de Leuvense familie start bij Godfried van den Berghe, dewelke verschillende malen schepen was van de stad tussen 1210 en 1257. Om in die tijd tot het stadsbestuur toegelaten te worden diende men te bewijzen af te stammen van de fictieve graaf Bastijn van Leuven en zijn Zeven Geslachten. Sindsdien heeft de familie volgehouden af te stammen van Eberwijn Uten Liemingen, gehuwd met Bastijn's dochter, Plectrudis van Leuven. Tot ver in de 17de eeuw heeft bijna elke mannelijke nakomeling gezeteld in een van de stedelijke bestuursraden van Leuven. Ook leverden ze 4 burgemeesters die een gezamenlijke 10 ambtsperiodes hebben uitgeoefend. BrusselNaast zij die religieuze functies opnamen in instellingen buiten Leuven, was Daniel van den Berghe (†1554) de eerste die carrière maakte buiten die stad. Hij was lid van de Raad van Vlaanderen en huwde Marie de Tassis (†1601), dochter van Jean Baptiste de Tasis. Deze eerste alliantie met het geslacht Thurn und Taxis bracht fondsen en landgoederen met zich mee en lanceerde de familie in de hogere klassen van de maatschappij. Hun oudste zoon, Jean-Baptiste van den Berghe, zette de Brusselse trend verder en werd Voorzitter van Rekenkamer van Brabant en trouwde met Anne Baert de Berentrode. In de daaropvolgende decennia werd de Brusselse burgemeester Charles van den Berghe de Limminghe en zijn nageslacht tot graaf verheven door Karel II van Spanje. Hij was heer van Neufchapelle, van Piétrebais, van Grez, van Saint-Laurent en van Nodebais. Tussen 1700 en 1741 had hij verschillende functies in het stadsbestuur van Brussel en nam hij een moedig standpunt in tegenover de machthebbers bij de veroordeling van Frans Anneessens. Hierdoor genoot hij populariteit in de stad. De adelbrief liet toe de titel naar eigen goeddunken te verbinden aan eender welke heerlijkheid ze in hun bezit hadden. Hoewel hij dit aanvankelijk deed, schakelde Charles al snel over tot het gebruik van de titel graaf van Limminghe. Naam en WapenGezien de achternaam van de familie vrij vaak voorkwam, trachtte ze zich in Brussel te onderscheiden door uitdrukkelijker gebruik te maken van hun afstamming uit de Leuvense Geslachten met het fictieve toponiem Limminghe. De grafsteen van het koppel van den Berghe-Baert in de Brusselse Zavelkerk noemde hen als 'van den Berghe ex Liminghiis'. Het is vooral hun kleinzoon, Lamoral-François (†1700) derde zoon van Lamoral en Catherine de Tassis, die het aanzien van de familie erg hoog in het vaandel droeg. Félix Victor Goethals noemde hem in 1857 een "verwaand en ijdel personage". Bij het overlijden van de advocaat-generaal bij de Raad van Brabant, François d'Hullegarde, neemt hij -als Voorzitter van de Rekenkamer van Brabant- aanstoot aan het feit dat de weduwe het wapen van de familie Hullegarde blijft dragen. Dit wapen kwam exact overeen met datgene van de familie van den Berghe, namelijk:
Nadat de Soevereine Raad van Brabant besliste dat de weduwe d'Hullegarde in haar recht was nam Lamoral-François zijn toevlucht tot Karel II van Spanje. Niet enkel vroeg en kreeg hij in 1678 het recht om zijn familiaal wapen te vervangen door dat van het geslacht Uten Liemingen, de naam officieel te incorporeren in de zijne, maar ook om zijn wapen te voorzien van een ongezien aantal toevoegingen en kleuren. Het haast koninklijke voorkomen stond in schril contrast met het feit dat de familie eigenlijk geen feodale titel bezat en voortkwam uit een patriciërsfamilie van lage oeradel. EigendommenPiétrebaisLamoral van den Berghe kocht in het begin van de 17de eeuw het kasteel van Piétrebais bij Grez-Doiceau van de familie d'Oultremont. De familie liet een aanzienlijk aantal uitbreiding- en verfraaiingswerken uitvoeren en vandaag toont de grote toegangspoort nog steeds de wapens van de families van den Berghe en Uten Liemingen. Het kasteel werd rond 1800 verkocht aan Hertog Charles de Looz-Corswarem. Hôtel de LimmingheGraaf Charles van den Berghe de Limminghe koopt op het einde van 1695 een door bombardementen vernield perceel in Brussel. Op de gronden stonden alleen ruïnes die eventueel gedeeltelijk werden hergebruikt. Nadat er, op basis van expertises door beëdigde stadsopmeters, akkoorden met de naburige eigenaars waren afgesloten om in de toekomst elk conflict inzake mede-eigendom ter vermijden werd er zo snel mogelijk met de werken gestart. Zo bouwden Charles en zijn echtgenote Anne-Isabelle Arrazola de Oñate een prestigieus herenhuis, waarschijnlijk het belangrijkste in de wijk. In de loop van de volgende jaren betaalden zij immers de meeste belastingen. Het Hôtel de Limminghe huist vandaag het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, maar zag er vroeger enigszins anders uit. Het zou bestaan hebben uit een gebouw met twee verdiepingen, links voorafgegaan door een minder hoge vleugel met de eretrap, de paardenstallen en de koetsenstal. De koer was van de rechtsgelegen eigendom gescheiden door een grote muur. Waarschijnlijk stond aan die zijde het huidige voorgebouw met de diensttrap er nog niet. Binnenin is de schikking nauwelijks veranderd. Het Hôtel de Limminghe werd in 1763 verkocht aan notarisfamilie Nuewens. Zeeland en UtrechtVia het huwelijk van Corneille van den Berghe (†1738) met Anne-Marie van de Werve komt de oudste tak van de familie in het bezit van een groot aantal landgoederen en opbrengsteigendommen in Zeeland en rond Utrecht. Zij worden o.a. heer van de ambachten Westkerke, Hegge en Stavenisse. Corneille en zijn echtgenote bleven naar alle waarschijnlijkheid echter in Brussel wonen en besteedde de eigendommen uit; hijzelf bleef immers Meester in Rekenkamer van Brabant en zijn kinderen werden allen in Brussel geboren. Deze kinderen verhuizen naar het Utrechtse wanneer ze op huwbare leeftijd komen. Zijn oudste zoon, Hendrik, neemt intrek op Huis Den Eyck, dat hij erft van Arnold van Ravenswaay (†1706), zijn achterneef. Hendrik verhuist enige jaren later echter naar Brussel, waar hij eerst Jeanne Arrazola de Oñate huwt en vervolgens Françoise, markiezin de Pascale. Hij geeft het kasteel in bruikleen aan zijn zuster. Na meer dan 250 jaar vererving, verkoopt de familie het kasteeltje in 1763 aan de weduwe van Marcelis de Sart, Nederlands gezant aan het Russische Hof.[1] Tussen 1763 en 1781 verkoopt de Westkerke tak 280 hectare aan landgoederen, boomgaarden, weilanden en bouwgronden rond Utrecht aan diverse partijen.[2] Genealogie en uitdovingNa de opheffing van ancien régime blijven er drie takken van de familie over. De oudste tak onder Philippe, heer van Westkerke, etc.; de grafelijke tak onder de 45-jarige Philippine, gravin van Limminghe; en de baroniale tak onder de 69-jarige Philippe, baron van Limelette. Echter, deze laatste gravin van Limminghe komt te overlijden vooraleer de adel wordt hersteld onder het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en de Spierenbroektak vraagt geen erkenning van adel aan. Hierdoor verkrijgt de 19-jarige Eugène II, kleinzoon van de 1ste baron van Limelette, in 1816 benoeming in de ridderschap van Brabant met de titel van graaf overgaande bij primogenituur. De lijn van de jonge graaf sterf uit in 1891 bij het overlijden van zijn oudste zoon. De naam verdwijnt volledig in 1924 bij het overlijden van Jeanne van Mol van den Berghe de Limminghe. Haar moeder was de stamhouder van de Westkerketak en zorgde er voor dat haar kinderen ook haar naam gingen gebruiken.
Genealogie Van den Berghe de Limminghe
Bronnen, noten en/of referenties
|