Gedurende de jaren zeventig was hij VS-adviseur in Indonesië. Sommige critici beschuldigen Holbrooke van medeverantwoordelijkheid voor de 200.000 Timorese doden en daaropvolgende mensenrechtenschendingen door Indonesische militairen in de jaren zeventig, onder gezag van Soeharto en met steun van Henry Kissinger, Gerald Ford en Amerikaanse militairen.[1]
Holbrooke werd in de regering-Clinton onderminister van Buitenlandse Zaken. In die hoedanigheid onderhandelde hij over het vredesverdrag tussen de vechtende fracties in Bosnië, dat leidde tot het tekenen van het Verdrag van Dayton in 1995.
In juli 2008 werd zijn naam genoemd door de voormalige Servische leider Radovan Karadžić, die beweerde een overeenkomst te hebben gesloten met Holbrooke, waardoor Karadžić immuniteit zou zijn gegarandeerd in ruil voor zijn politieke terugtreden. Karadžić vertelde dit bij zijn eerste voorgeleiding voor het Joegoslavië-tribunaal. Deze deal werd door Holbrooke ten stelligste ontkend.
Hij is drie keer getrouwd geweest: met Larrine Sullivan (1964), Blythe Babyak (1977) en met Kati Marton (1995) tot aan zijn dood. Hij had twee zoons, een stiefzoon en een stiefdochter.
Overlijden
Op 11 december 2010 werd Holbrooke opgenomen in het George Washington University-ziekenhuis nadat hij onwel was geworden. Tijdens een spoedoperatie bleek dat hij aan een aortadissectie leed. Ondanks de medische hulp die hij kreeg, overleed hij twee dagen later op 69-jarige leeftijd.
Literatuur
George Packer, Our Man. Richard Holbrooke and the End of the American Century, 2019, ISBN 9781910702925