RegiaDe Regia (τὸ βασίλειον, Appianus, Cassius Dio; τὸ βασίλειον οἴκημα, Plutarchus; ῾Ρήγια, Plutarchus, Cassius Dio) was in de Romeinse tijd de ambtswoning van het hoofd van de staatscultus. Ten tijde van het Romeinse Koninkrijk was dat de rex (de koning). Het was een stenen gebouw dat samen met de Aedes Vestae (tempel van Vesta) en het atrium Vestae (huis van de Vestaalse maagden) een aantal grote hutten gelegen tussen de heuvel Velia en het Forum Romanum moest vervangen[1]. Volgens de Romeinse legenden was Numa Pompilius degene die de Regia liet optrekken, ofwel als woning,[2] ofwel als ambtswoning.[3] Er zijn archeologische sporen van een brand rond 550 v.Chr.[4] en rond 500 v.Chr., de periode waarin de laatste koning Lucius Tarquinius Superbus werd verdreven. Hierna zou de driehoekige vorm en indeling van de Regia ongewijzigd blijven tot 36 v.Chr.. Nu de rex verdreven was moesten anderen zijn functie als hoofd van de staatscultus opvangen. Dit was oorspronkelijk de rex sacrorum, die voortaan de offers bracht, die de rex werd geacht te brengen, maar aan het eind van de 4e eeuw v.Chr. nam de pontifex maximus diens plaats in aan het hoofd van de staatscultus en tegelijkertijd in de protocollaire rangschikking. In de regia hielden de pontifices maximi waarschijnlijk de annales maximi bij, want ze stelden een wit bord op voor de regia waarop de belangrijkste gebeurtenissen jaar na jaar werden vermeld,[5] totdat dit gebruik door de pontifex maximus Publius Mucius Scaevola (130-115 v.Chr.) werd afgeschaft. De Regia werd ook als vergaderzaal gebruikt door het college van de pontifices,[6] soms ook door het priestercollege de fratres Arvales.[7] Het gebouw werd mogelijk verwoest tijdens de belegering door de Galliërs in 390 v.Chr.[8] Het was afgebrand en herbouwd in 148 v.Chr..[9] Nadat het in 36 v.Chr. was afgebrand, werd het door Gnaius Domitius Calvinus terug opgetrokken in marmer en hij zou het ook opsmukken met allerlei zaken en beelden - waaronder twee standbeelden die het paviljoen van Alexander de Grote hadden ondersteund en die hij van Gaius Iulius Caesar (Octavianus) had geleend, maar die Octavianus niet meer durfde opeisen, laat staan terughalen uit deze gewijde plaats.[10] De inwijding viel waarschijnlijk op 17 juli 36 v.Chr., toen Clavinus een triomftocht hield om zijn overwinning op de bergstammen van de Pyreneeën te vieren. De Regia huisde twee sacraria (schrijnen, kapelletjes): het sacrarium Martis waar de hastae (speren) en ancilia (achtvormige schilden) werden bewaard.[11] en het sacrarium Opis Consivae.[12] De ancilia die de Salii Palatini, gewijd aan Mars gradivius, en de Salii Collini, gewijd aan Quirinus, gebruikten bij hun dansen.[13] De hastae werden door de veldheer met de woorden "Mars vigila" ("Mars, wees waakzaam") bewogen alvorens op veldtocht te vertrekken. Het sacrarium Martis was ook het enige heiligdom van Mars dat zich binnen het pomerium bevond, totdat Augustus de tempel van Mars Ultor liet bouwen. In het sacrarium Opis Consivae, gewijd aan Ops Consiva, werd op Opiconsivia (25 augustus) aan haar geofferd door de pontifex maximus en de sacerdotes Vestales. Georges Dumézil[14] zag in de Regia een uiting van de Indo-Europese godentrias Jupiter (Regia, als "koning") - Mars (sacrarium Martis) - Quirinus (sacrarium Opis Consivae; ook een godheid ivm. landbouw). In de Regia zouden alle aspecten van de Indo-Europese samenleving samenkomen. Voetnoten
Referenties
|