Ray Anderson
Ray Robert Anderson (Chicago, 16 oktober 1952)[1][2][3][4] is een Amerikaanse jazztrombonist. BiografieAndersons ouders waren theologen en zijn eerste contact met de jazz was de dixieland-platenverzameling van zijn vader. Vooral van de trombonisten Vic Dickenson en Trummy Young was hij als kind diep onder de indruk. In de vierde klas begon hij samen met zijn klasgenoot George Lewis ventieltrombone te spelen. Als tiener werd hij sterk beïnvloed door de muziek van de AACM en van James Brown, Sly Stone en Jimi Hendrix. Begin jaren 1970 woonde hij een korte periode in San Francisco, waar hij met leden van het progressieve jazzcircuit samen speelde. Vooral de drummers Charles Moffett en Stanley Crouch beïnvloedden hem daarbij sterk. Eind 1972 verhuisde Anderson naar New York. Hij werd echter pas opgemerkt door een groter publiek eind jaren 1970, toen hij speelde in de bands van Anthony Braxton (1978–1981) en Barry Altschul (1978–1980) en betrokken was bij opnamen. Met Braxton (Moers Festival, 1978), Altschul, later ook met het trio van Bennie Wallace en eigen formaties bezocht hij sinds deze periode vervolgens elk jaar Europese festivals. In 1981 was Anderson met Steve Elson, Allan Jaffe, Mark Helias en Jim Payne medeoprichter en zanger van de samenwerkende band Slickaphonics[5], die bekend werden door hun grappige avant-garde-funk. Met deze band nam hij vijf zelfgeproduceerde albums op voor Enja Records en Teldec Records. Hij was meermaals op tournee in de Verenigde Staten en Europa. Bij Slickaphonics speelde hij niet alleen trombone, maar was hij gelijktijdig ook leadzanger. Ook tijdens de jaren 1980 formeerde hij samen met de bassist Mark Helias en de drummer Gerry Hemingway een trio, dat zich na de tweede plaat in 1985 BassDrumBone[6] noemde. Het trio speelde voornamelijk composities van Anderson. Sinds midden jaren 1990 formeerde Ray Anderson steeds weer succesvolle bandprojecten zoals The Alligatory Band, The Lapis Lazuli Band,[7] Slideride (trombonekwartet samen met Craig Harris, George Lewis en Gary Valente) en The Pocket Brass Band[8]. In 2000 werd hij bovendien lid van de band Super Trombone[9] van Jim Pugh (met Dave Bargeron en Dave Taylor). Naast veel eigen opnamen is Anderson ook steeds weer te horen als solist in andere bands. Tot de bekendste behoren de George Gruntz Concert Jazz Band[10], Charlie Hadens Liberation Music Orchestra[11], het New York Composers Orchestra[12] en het Vienna Art Orchestra[13]. Hij was ook onderweg met Dr. John, Luther Allison, Christy Doran, Henry Threadgill, Roscoe Mitchell, Barbara Dennerlein, Klaus König, John Scofield en Paul van Kemenade. Naast trombone speelde Anderson ook sousafoon, o.a. op zijn album Bonemeal en in de band van de zangeres Erika Stucky. SpeelstijlRay Anderson zorgt ondanks een meerstemmig spel (multifonics) voor een expressief ondeugende speelstijl. Hij plaatste daarmee bewust een contrapunt bij de gepolijste speelstijl van andere trombonisten als b.v. J.J. Johnson, Albert Mangelsdorff en geheel extreem Bill Watrous. Anderson is bovendien bekend voor zijn grappige composities en soli. Daarbij peilde hij alle mogelijkheden van de trombone, omdat hij zich niet bedient van de totale jazztraditie van zijn instrument, maar ook terugvalt op geluiden. In zijn nummer Rap for Nap, dat hij heeft geschreven voor de Gruntz Concert Band[10], lukt het hem om zijn trombone zo te spelen, dat het klinkt als het scratschen van een plaat. DiscografieOpnamen onder eigen naam
Opnamen met eigen bands
Opnamen als sideman
Bronnen, noten en/of referenties
|