De Windroos is een Nederlandse poëziereeks, in 1950 gestart door redacteur-dichter Ad den Besten.
Geschiedenis
Volgens Den Besten was na 1945 de poëzie in een dwangpositie geraakt; er was sprake van een bestsellerjacht waartoe uitgevers, boekhandelaren en publiek elkaar opdreven. Het bescheiden geluid van de poëzie kon niet op tegen de 'fanfaronnades' van de bestsellers. Vooral jonge dichters zagen zich voor barrières gesteld. Met De Windroos wilde hij een publicatieforum bieden aan jonge dichters, ongeacht hun poëtische richting.
De reeks werd heropgericht in 2004 door C. Breukers. Vanaf najaar 2005 tot begin 2012 werd de redactie gevoerd door Henk van Zuiden. De reeks werd vanaf het begin uitgegeven door Uitgeverij Holland. Vanaf 2004 werd gepubliceerd in series van vier bundels. In 2011 werd de laatste bundel gepubliceerd: De Windroos staat nu stil. Mogelijk wordt de reeks op een later tijdstip voortgezet.
Bibliografie
Van 1950 tot en met 1972
Onder redactie van Ad den Besten:
- W.J. van der Molen (1923-2002), Sous-terrain; 1950
- Guillaume van der Graft (pseudoniem van Willem Barnard 1920-2010), Mythologisch; 1950
- J. Meulenbelt (?), Plattegrond; 1950
- Nico Verhoeven (1925-1974), Gij zijt; 1950
- Michael Deak (pseudoniem van Simon Kapteijn 1920), Aphroditis; 1950
- H.J. van Tienhoven (1923-1990), Kristalkijken; 1950
- Jan Wit (1914-1980), Rites de passage; 1950
- Simon Vinkenoog (1928-2009), Wondkoorts; 1950
- J.W. Schulte Nordholt (1920-1995), Levend Landschap; 1950
- Bergman (pseudoniem van Aart Kok 1921-2009), Modus Vivendi; 1950
- Paul Rodenko (1920-1976), Gedichten; 1951
- Hans Andreus (pseudoniem van J.W. van der Zant 1926-1977), Muziek voor kijkdieren; 1951
- Guillaume van der Graft (zie nr. 2), Landarbeid; 1951
- Remco Campert (1929-2022), Vogels vliegen toch; 1951
- W.J. van der Molen (zie nr. 1), Voor dovemansoren; 1951
- Hans Warren (1921-2001), Eiland in de stroom; 1951
- C. Buddingh' (1918-1985), Water en vuur; 1951
- Jan Hanlo (1912-1969), The varnished – Het geverniste; 1951
- H.J. van Tienhoven (zie nr. 6), Wichelroedelopen; 1951
- Harriet Laurey (1924-2004), Lorely; 1952
- J.B. Charles (pseudoniem van W.H. Nagel 1919-1983), Het geheim; 1952
- Gerrit Kouwenaar (1923), Achter een woord; 1953
- Coert Poort (1922), Twee gedichten; 1953
- Sybren Polet (pseudoniem van Sybe Minnema 1924), Demiurgasmen; 1953
- J.W. Schulte Nordholt (zie nr. 9), Tijd voor eeuwigheid; 1953
- Jan Boelens (1928), Unvollendet; 1953
- Guillaume van der Graft (zie nr. 2), Vogels en vissen; 1953
- Hans Warren (zie nr. 16), Vijf in je oog; 1954
- Jaap Harten (1930), Studio in daglicht; 1954
- W.J. van der Molen (zie nr. 15), De onderkant van het licht; 1954
- Jan Wit (zie nr. 7), In de metalen stier; 1954
- Leo Herberghs (1924), Met aarden vingers; 1955
- Nico Scheepmaker (1930-1990), Poëtisch fietsen; 1955
- Coert Poort (zie nr. 23), Een kleine dag voor mijzelf; 1955
- Sonja Prins (1912-2009), Het geschonden aangezicht; 1955
- Cor Stutvoet (1906-1990), Gedichten; 1955
- Mea Strand (pseudoniem van Tientje Louw 1919-2003), Orion; 1956
- Guus Valleide (pseudoniem van Guus Vleugel 1932-1998), Zon, maan en hun verwend publiek; 1956
- Gerrit Kouwenaar (zie nr. 22), Hand o.a.; 1956
- Johan van Nieuwenhuizen (1926-2001); Credo van de waterman, 1956
- Hans Andreus (zie nr. 12), Variaties op een afscheid; 1956
- Guillaume van der Graft (zie nr. 2), Woorden van brood; 1956
- C. Buddingh' (zie nr. 17), Lateraal; 1957
- Ed. O. Roletto (pseudoniem van Ed van Otterloo 1932), Grootworden, toenaderen, buigen; 1957
- Nico Scheepmaker (zie nr. 33), De kip van Egypte; 1957
- Frank Daen (pseudoniem van I.F. de Haan 1918), De bruikbaarheid van de tijd; 1957
- H.J. van Tienhoven (zie nr. 6), Flessengroen; 1958
- Sybren Polet (zie nr. 24), Organon; 1958
- Coert Poort (zie nr. 23), De koning van Wezel; 1958
- Karel N.L. Grazell (1928), Narcissus in demon; 1958
- J.W. Schulte Nordholt (zie nr. 9), Het eenvoudig gezaaide; 1958
- Jan Boelens (zie nr. 26), Liturgisch; 1959
- Guus Valleide (zie nr. 38), Fluitles; 1959
- Mischa de Vreede (1936-2020), Met huid en hand; 1959
- Inge Tielman (1931-2015), Leg je oor aan; 1961
- Huub Oosterhuis (1933-2023), Uittocht; 1961
- Coert Poort (zie nr. 23), Mannenwerk; 1961
- Jan Verhoef (1933), Requiem; 1961
- Guillaume van der Graft (zie nr. 2), Een stadsmens; 1961
- Hans Andreus (zie nr. 12), Groen land; 1961
- Wim Brinkman (1936), Negev; 1962
- Huub Oosterhuis (zie nr. 56), Groningen en andere gedichten; 1962
- Peter Berger (1936-2000), Deze voorlopige naam; 1962
- Hans Andreus (zie nr. 12), Aarde; 1962
- Otto Dijk (1925-2004), Traumagie; 1962
- Jan Wit (zie nr. 7), Revalidatie; 1962
- Peter Berger (zie nr. 63), Perm; 1965
- Henk Kooijman (1928-1988), Dorpsbewoner; 1965
- Fem Rutke (pseudoniem van Nelly Francés-Meijer 1934-1991), Even kijken in de aarde; 1965
- Alexander West (1938), Geen andere wereld; 1965
- H.J. van Tienhoven (zie nr. 6), Neomagisch; 1965
- Tom Naastepad (1921-1996), Het zevende jaar; 1965
- Inge Tielman (1931-2015), Deelbaar licht; 1966
- Nico Verhoeven (1925-1974), De eendere dingen; 1966
- Maria de Groot (1937), Rabboeni; 1966
- Hendrik van Teylingen (1938-1998), De baron fietst rond; 1966
- Jan Verhoef (zie nr. 58), Iemandsland; 1966
- Dick Steenkamp (1924-1980), Het koninkrijk raakt uit de tijd; 1966
- Leo Herberghs (zie nr. 32), Lessen in landschap; 1968
- Jan van Harten (1924-2007), Het ritselt; 1968
- Maria de Groot (zie nr. 75), Liedboek voor Kevin; 1968
- M. Coenraads (1940), Varen groene veer; 1968
- Peter Berger (zie nr. 63), Op tegenspraak; 1968
- Jos van Hest (1946), Tegen beter weten; 1968
- Saul van Messel (pseudoniem van Jaap Meijer 1912-1993), Het geluid hing te trouwen; 1972
- Jozef Eijckmans (1907-1996), Onmenselijk reiziger; 1972
- Cees de Jong (1931), Gaten in de muur; 1972
- Piet van Veen (1944), Het oog is wandelaar; 1972
- Henk Kooijman (zie nr. 68), Onhistorisch uitzicht; 1972
- Henk Chr. Puls (1937), Gedichten; 1972
Van 1979 tot en met 1990
Onder redactie van Jan van der Vegt:
- Boccarossa (ps. van Margreet Hirs, 1941), Ik rijd uit met een zweep; 1979
- Frans Kuipers (1942), Van A tot en met Z; 1979
- J.H. van Dijk (1930), Fall-out; 1979
- Margot H. de Hartog (1920), Oor aan het hart; 1979
- Jozef Eyckmans (zie nr. 86), De omtrek van een woord; 1979
- Johan van den Berg (1939), Het mondeling tekort; 1979
- Boccarossa (zie nr. 91), Een scherf in mijn hand; 1980
- Job Degenaar (1952), Het wak; 1980
Onder redactie van Pim de Vroomen:
- Wenda Focke (?), Sirius stijgt; 1983
- Tiele Rümke (1929), Enkele reis; 1983
- Margot H. de Hartog (zie nr. 94), Leven zonder huis; 1983
Onder redactie van Uitgeverij Holland:
- Hans Andreus (zie nr. 12), Zoon van Eros, 1986
- Hans Andreus, (zie nr. 12), Al ben ik een reiziger, 1987
- Mieke Tillema (1944), Het genot van het surplus; 1988
- Fetze Pijlman (1946), Door het donker van een kamer; 1989
- Nachoem M. Wijnberg (1961), De simulatie van de schepping; 1989
- Johanna Kruit (1940), De omtrek van een antwoord; 1990
- Mieke Tillema (1944), Overzettingen; 1990
- Nachoem M. Wijnberg (zie nr. 106), De voorstelling in de nachtclub; 1990
Vanaf 2004
Onder redactie van Chrétien Breukers:
- Catharina Blaauwendraad (1965), Niet ik beheers de taal; 2004
- Eva Cox (1970), Pritt.stift.lippe; 2004
- Paul Janssen (1960), Instructies voor een ober; 2004
- Han van der Vegt (1961), Ratel & Experimenten; 2004
- Maarten Das (1980), De voddenman zingt; 2005
- Fred Papenhove (1956), De rode soldatenvis, 2005
- Richard Steegmans (1952), Ringelorend zelfportret op haar leeuwenhuid; 2005
- Guido van der Wolk (1980), Fluim; 2005
Onder redactie van Henk van Zuiden:
- Robin Block (1980), Bestialen; 2005
- Sander Koolwijk (1975), Onder dak; 2005
- Pom Wolff (1953), je bent erg mens; 2005
- Tom Zinger (1974), Rauw Boy Blues; 2005
- Roland van den Bergh (1959), Koudwatervrees; 2006
- Bies van Ede (1957), Naar huis; 2006
- Steven Graauwmans (1972), Uitzicht Lotto; 2006
- Erwin Vogelezang (1971), Bladluis; 2006
- Nanne Nauta (1959), Dit is de regel; 2006
- Theo Olthuis (1941), De klik van de riem; 2006
- Ruth van Rossum (1960), Eilandranden; 2006
- Charlotte Scholten (1959), Een nest bloedsinaasappels; 2006
- Laura Demelza Bosma (1986), Zo vliegen de walvissen; 2007
- Frits Criens (1949), Verloren kost; 2007
- Miek Hoekzema (1973), Stroboscoop; 2007
- Gerrit Massier (1944), Zacht graniet; 2007
- Gerard B. Berends (1946), Een olifant op het strand; 2007
- Jasoro (1970), Ashoop/Versvuur; 2007
- Marco Nijmeijer (1964), Een bed van boomkruinen en vogels; 2007
- Joanna Werners (1953), Sluimerende schaduwen; 2007
- Fred Bloemink (1945), Landtong; 2008
- Sandra Burgers (1969), Ongewerveld; 2008
- Wilma van den Akker (1960), Nageljongenstraat; 2008
- Hedwig Selles (1968-2022), IJzerbijt; 2008
- Yassine Salihine (1976), Digitaal; 2009
- Sander Terbruggen (1972), Fantoom; 2009
- Miel Vanstreels (1951), Godsheide; 2009
- Nina Werkman (1947), Antidata; 2009
- Theun de Winter, Tijd winnen; 2011
- Sander Koolwijk (1975), De Patroon van dit huis; 2011
- Rabin Gangadin (1956), De stadswandelaar; 2011
- Cilja Zuyderwyk (1949), Exotisch verblijf; 2011
Externe links
|